Taliban
„Als ik een woord gebruik”, zei Humpty Dumpty nogal verachtelijk, „dan betekent dat precies wat ik bedoel - niets meer en niets minder” (Lewis Carroll). Mooi gezegd. Maar wat bedóélt men precies als men anderen beticht van fundamentalisme?
Het woord fundamentalisme combineert tegenwoordig de vaagst begripsmatige betekenis met de sterkst mogelijke emotionele lading. Wie als fundamentalist wordt betiteld, is per definitie verdacht. Dat er vandaag de dag lustig gestrooid wordt met deze aanduiding is veelzeggend. Ook een christelijke partij als de SGP krijgt dit etiket in toenemende mate opgeplakt. Je verweren is lastig, want waarvan word je nu eigenlijk beschuldigd?
Fundamentalisten worden geassocieerd met religieus geïnspireerd geweld en, daarmee verband houdend, met het feit dat zij niet helemaal door de Verlichting zijn gekropen. Vooral die laatste toevoeging is opmerkelijk. West-Europa is vrijwel volledig door de Verlichting heengegaan. Toch is er geen continent te bedenken waar zo veel oorlogen zijn gevoerd, zo veel wreedheden zijn begaan en zo veel concentratiekampen uit de grond zijn gestampt. En dit vond plaats ná die hoogverheven Verlichting. Buitensporig geweld en navolging van de Verlichting gaan blijkbaar prima samen. Het lijkt dan ook een grote aanbeveling als je níét aan het infuus van het gedachtegoed van de Verlichting ligt.
Geuzen
Toch valt hiermee het verwijt van fundamentalisme niet te pareren. Er is een politieke stroming, vooral van linkse partijen, die de politieke strijd tegen de islam graag verbreedt naar het orthodoxe christendom. Ze doen dit uit afkeer van het christelijk geloof, maar ook om de aandacht af te leiden van hun eigen troetelkind, de allochtone moslim. Die ligt sterk onder vuur en kan vanouds rekenen op de warme aandacht van de linkse kerk. Deze partijen hebben er derhalve belang bij christenen en fundamentalistische moslims op één hoop te gooien. Het is overigens schrijnend dat gereformeerde theologen uit eigen kring deze vereenzelviging bevorderen met hun pleidooi voor een gezamenlijk optrekken met moslims.
Hoe moeten christenen zich verweren tegen aantijgingen van fundamentalisme? We kunnen ervoor kiezen de aanduiding fundamentalist te dragen als geuzennaam, als eretitel. Dan bevinden we ons in het gezelschap van de volgelingen van Willem van Oranje: ”des gueux” (bedelaars). De partijnaam voor allen die bereid zijn de consequenties van hun overtuiging te aanvaarden. Er is een slechtere partij denkbaar.
Bovendien heeft de gezaghebbende ”Concise Oxford Dictionary” helemaal gelijk als deze het woord fundamentalisme definieert als: „het handhaven tegenover het modernisme van traditionele orthodoxe opvattingen, zoals de onfeilbaarheid van de Schrift en de letterlijke aanvaarding van de geloofsartikelen als fundamenten van het protestantse christendom.” Dit is wat de term fundamentalisme oorspronkelijk betekende. Ook daarvoor behoeven wij ons niet te schamen. Het is voor een christen geen schande om de fundamenten te verdedigen.
Verdragen
Toch moeten we deze aanduiding bestrijden. Wie fundamentalist zegt, denkt aan de Taliban en aan extremisme. Dat is onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Dit staat haaks op de genadige boodschap van Christus, Die de kern is van onze overtuiging. Daarnaast leert de geschiedenis dat het gebruik van zo’n vage, van vooroordeel getuigende benaming de mogelijkheid van welwillende en constructieve discussie uitsluit. Dáárom moeten we strijden tegen dit hatelijke etiket.
Zullen we ooit van dit etiket afkomen? Daarover behoeven we niet optimistisch te zijn. Mocht dit etiket ooit nog eens een vertaling krijgen in onze wetgeving, dan zullen orthodoxe christenen daar als eerste onder lijden. Het zij zo. Dan zullen we moeten leren ernst te maken met een ander begrip: verdragen. Blijmoedig verdragen, ook als je als christen onschuldig beticht wordt van verwerpelijke zaken. Jezus ging ons voor. Fundamentalistisch? Fundamenteel!
Mr. D. J. H. van Dijk, beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer