Volgens Pascal is de mens een dubbelzinnig wezen
Dit jaar herdenken we Blaise Pascal, de christelijke apologeet die 400 jaar geleden werd geboren. Alleen het christelijk geloof verklaart de mens zoals hij is, was zijn overtuiging. Zijn werk heeft in protestantse kring altijd veel herkenning opgeroepen.
En dat was het dan, zou je zeggen. „De laatste handeling is bloederig, hoe groot de komedie ook is geweest die eraan vooraf ging. Men gooit uiteindelijk wat aarde op het hoofd. En dat was het dan.” De woorden zijn van Pascal, die het menselijk leven ook vergeleek met tien gevangenen die op een rijtje staan, in afwachting van hun vonnis. De een na de ander komt aan de beurt. En die nog leven, wachten met wanhoop in hun ogen wie van hen de volgende zal zijn. En dat was het dan. Maar dat ”dat was het dan” gaat voor Pascal niet op. Na zijn dood is hij niet vergeten, en wat aan die dood voorafging was allesbehalve een komedie.
Hij was rooms-katholiek, maar een aanhanger van een bepaalde stroming binnen de Rooms-Katholieke Kerk, die de kerk terugriep naar de genadeleer van Augustinus. Deze stroming (het jansenisme) baseerde zich op het werk van Kees Jansen uit Leerdam, later bekend geworden als Cornelis Jansenius, bisschop van Ieper.
Deze stroming, en in het bijzonder het werk van Pascal, heeft binnen het protestantisme altijd veel herkenning opgeroepen. John Newton bijvoorbeeld, de bekeerde slavenkapitein, schreef in zijn ”Apologia” dat hij in de werken van Pascal „bewijzen van bevindelijke godzaligheid” was tegengekomen, een „grondige kennis van de werkingen van de Heilige Geest en van het hart van de mens” en „meesterlijke verklaringen van veel belangrijke passages in de Schrift” die zelfs de meest verlichte protestant zouden sieren. Een bekende vertegenwoordiger van het Reveil, Alexandre Vinet, publiceerde een bundel met studies over Pascal, en de Schotse kerkhistoricus Thomas M’Crie vertaalde een belangrijk werk van Pascal tegen de jezuïeten (de zogeheten ”Lettres provinciales”). De Schotse predikant Murdoch Campbell had een exemplaar van Pascals ”Gedachten” op zijn nachtkastje liggen. De bekende hervormde theoloog dr. W. Aalders promoveerde op Pascal. En ds. J.P. Paauwe rekende Pascal, samen met Augustinus en Luther, tot de „vrome klassieken” wier werk men behoort te kennen.
Briljant
Wat is er zo bijzonder aan Pascal dat zo veel mensen zich zo positief over hem hebben uitgelaten? Pascal (1623-1662) was een briljant wis- en natuurkundige, die aanvankelijk tot bekering kwam door de ontmoeting met twee jansenistische edellieden die zich over zijn vader ontfermden nadat deze door een val zijn heup had gebroken. Die bekering verdiepte zich door een bijna-doodervaring na een ongeval op een brug over de Seine in Parijs. Kort daarna had hij een mystieke ervaring (november 1654), waarin hij niet alleen God in Zijn heiligheid en majesteit ontmoette maar ook Christus kreeg aangewezen als de enige Weg tot behoud.
Daarna wilde hij zich toeleggen op een apologie (verdediging) van het christelijk geloof. Vanaf toen tot zijn vroege dood op 39-jarige leeftijd maakte hij daartoe aantekeningen, noteerde hij gedachten en invallen, met het doel die tot een afgerond betoog om te werken. Maar daar is het niet van gekomen. De talloze (zo’n duizend) notities die na zijn overlijden onder zijn bezittingen werden aangetroffen, zijn nadien uitgegeven onder de titel ”Pensées” (”Gedachten”). Ze zijn door F. de Graaff in het Nederlands vertaald (uitg. Boom).
Onloochenbaar
In zijn boek neemt Pascal afstand van de manier waarop in de middeleeuwen het bestaan van God was bewezen. Theologen als Anselmus en Thomas van Aquino hadden tamelijk vernuftige redeneringen ten beste gegeven, die huns inziens onomstotelijk bewezen dat het bestaan van God onloochenbaar was. Volgens Pascal waren die redeneringen eigenlijk alleen overtuigend voor mensen die al geloofden, niet voor ongelovigen. Wilde je ongelovigen werkelijk raken en overtuigen, dan moest je een andere weg bewandelen.
Die weg bestaat in de kern uit de overweging dat alleen het christelijk geloof de mens verklaart zoals hij is. Het bestaan van de mens kenmerkt zich volgens Pascal door zowel grootheid als ellende. Wij zijn, aldus Pascal, nietige schepselen in een oneindig heelal, maar door onze rede weten wij dat. Ons hart weet dingen die de rede niet kent – een gedachte waarmee Pascal verwijst naar overtuigingen, diep in ons, die overblijfselen zijn uit „de heerlijke staat van Adam”. Die resten van kennis uiten zich ook in een onrustig verlangen naar God. Maar onze ellende bestaat vooral hierin dat wij deze kennis het liefst wegdrukken en proberen te negeren. De werkelijkheid van ons leven –het bestaan van God, de zekerheid van onze dood en een eeuwigheid na ons leven– verdrijven wij door het zoeken van afleiding en vermaak – alles om die stem in ons hart, die bron van onrust, tot zwijgen te brengen.
Ik heb deze teksten van Pascal met studenten gelezen, en in een tijd van internet, sociale media en Netflix wisten zij precies wat hij bedoelde.
De mens is dus een dubbelzinnig wezen. Groots in zijn afkomst en verlangens, ellendig in zijn begeerten en zijn hang naar vergetelheid. Die ”dupliciteit” kan alleen het christelijk geloof verklaren, want dat heeft weet van een oorspronkelijke goede staat van de mens en een daarop gevolgde diepe val.
Zo zijn God en mens oneindig van elkaar gescheiden – door een kloof die door de Heere Jezus is overbrugd. Laat u, als ik u mag raden, dit jaar verleiden om het werk van deze ”klassieke vrome” ter hand te nemen, en leest u dan eens zijn bladzijden over ”Het mysterie van Jezus”. Dit korte geschrift over het lijden van de Heere Jezus is van een grote rijkdom, en ontdekkend: „Jezus zal tot aan het einde van de wereld in doodsstrijd zijn. Gedurende die tijd mag er niet worden geslapen.”
Dit is het eerste deel van een tweedelige serie over Blaise Pascal (1623-1662), naar aanleiding van diens 400e geboortejaar. Volgende week een interview met de Parijse Pascalkenner Pierre Manent.