Elfstatenfietstocht (3): De laatste echte stins
Daar staat-ie dan; de enige echte Friese vrijstaande stins. De verdedigingstoren die in de 15e eeuw boer, burger en clerus moest beschermen tegen geweld en plundering.
Het is opnieuw moeilijk kiezen. Er zijn vijf Elfstatentochten in de Friese provincie. De eerste twee hebben we al afgepeddeld. Route 3 rond Gorredijk telt 66 kilometer, route 5, rond Sint Nicolaasga, zelfs 85 kilometer. We kiezen er liever voor rustig te fietsen, de tijd te nemen voor stadjes, staten en pauzes. En voor de enige oorspronkelijke Friese stins in Feanwâlden. Het wordt dus route 4, te beginnen in Oentsjerk.
De kerk daar is blikvanger; van ‘geboorte’ –omstreeks 1230– rooms-katholiek en gewijd aan „de Heilige Maria”, maar na 1580 protestants en omgedoopt tot Mariakerk. Een luidklok uit 1493 en rijk ingericht met herenbanken en rouwborden. En vooral een eeuwenlange traditie van Woordverkondiging. We staan er even bij stil; als stond hij ook model voor al die andere Friese kerkjes.
Verder, naar Staniastate, met het natuurgebied Grikelân en Turkije, waar een bruidspaar zich laat fotograferen. Via Landgoed De Klinze en de Allemastate gaat het naar het kleinsteedse Kollum. De ontvangst in Museum mr. Andreae is warm, het gelieerde IJstijdenmuseum laat ons koud.
Over landweggetjes en vooral schelpenpaden rijden we langs rechte vaarten en sloten, tussen elzensingels en houtwallen naar Fogelsanghstate. Daar bezichtigen we ook de binnenkant van het buitenverblijf van barones Van Harinxma thoe Slooten. De inventaris is niet oorspronkelijk, maar zeker uniek is het 250-delige servies van Amstelporselein. En natuurlijk de 19e-eeuwse ijskast, die werd gevuld met blokken ijs uit de slotgracht. Toen het nog vroor.
Fietsend door Friesland ervaar je frisheid, schoonheid en welvaren. De Fries is zuinig op huis en tuin. Het wonen mag ook wat kosten. En blijkbaar doet de welstandscommissie ook niet te moeilijk; de variatie in huizen is groot.
Daar is eindelijk Feanwâlden: de Schierstins. De enige overgebleven middeleeuwse verdedigingstoren ten noorden en oosten van de IJssel. Gebouwd door vredelievende, maar niet naïeve cisterciënzer monniken, die schiere (grijze) pijen droegen. De ingang van de toren kon alleen met een ladder worden bereikt. Nu zijn de stins en aanpalende gebouwen ingericht als cultureel centrum.
We krijgen haast; op de routebeschrijving staat een bootje. En pontjes varen niet dag en nacht. Na een etappe Tour de Fries blijkt het pontje een draaibrug te zijn. Altijd open, of juist altijd dicht dus.