Opwekking broodnodig, maar dan wel kerkelijk
Zal er van een geestelijke opwekking sprake zijn, dan zijn de Geest, het Woord, de kerk en de prediking erbij betrokken.
Ook dit jaar werd de pinksterconferentie van Stichting Opwekking, met 53.000 bezoekers, een groot succes genoemd. Confronterende preken, indrukwekkende aanbidding, eenheid ondanks diversiteit én een historisch slotconcert: het kwam allemaal voorbij. In elke tent klonk een weekend lang het Evangelie van Jezus Christus en werd er gesproken, gezongen en gejubeld over de uitstorting, het werk en de vervulling van de Heilige Geest.
Tienduizenden mensen bezochten op zondag de conferentie en vierden in de ochtend het heilig avondmaal in de grote tent. Vertegenwoordigers van kerken in Nederland en België baden en vierden samen avondmaal. De afsluiting van Opwekking zou indrukwekkender zijn geweest dan ooit. Het traditionele slotconcert op maandagmiddag betrof dit keer namelijk Black Gospel Worship. Daarbij ging het dak eraf.
Heeft Opwekking wat te maken met een Bijbelse opwekking? Dat is de vraag, als Thijs van den Brink in een EO-programma de 53.000 bezoekers van Opwekking afweegt tegen de „leegloop van kerken vandaag”. Een vraag die temeer klemt als we bedenken dat ook jongeren en ouderen uit onze kerken voor dit evenement vatbaar waren.
Echt en onecht
Een ”revival” (herleving) is een geestelijke opwekking. Volgens een christelijke encyclopedie „veronderstelt een revival een geestelijke dorheid en doodsheid, hetzij in, hetzij buiten een bepaalde kerk. Ze bedoelt een massale bekering, een te voorschijn treden van geestdriftig geloof en van krachtige lust om God te dienen. Geestdriftige opwekkingspredikers preken de eis van persoonlijke bekering. Met de zonde dient radicaal gebroken te worden en voortaan zal God in het hele leven worden gediend. Massaal komen zondaren onder een dikwijls hartstochtelijke prediking tot bekering.”
In heel de kerkgeschiedenis is er sprake geweest van dergelijke opwekkingen. Ik beperk me tot de tijd van de Reformatie, die in zeker opzicht al een opwekking kan worden genoemd. De meest bekende onder ons zijn dan wel de revivals in Engeland in de achttiende eeuw, onder predikers als George Whitefield en de gebroeders John en Charles Wesley, en de revival in Amerika (Nieuw-Engeland) onder Jonathan Edwards. Daarnaast heeft Schotland eeuwenlang grote revivals gekend. Deze waren vrij sterk calvinistisch gestempeld. In Au- stralië, Korea, Zweden, Noorwegen en Duitsland kwamen eveneens revivals voor. Ook Nederland heeft dergelijke verschijnselen gekend (Nijkerkse beroeringen). Verwant hiermee is weer het Réveil, dat in de negentiende eeuw ontstond in Zwitserland en Frankrijk.
Soms brachten de revivals het zuivere Evangelie en bezielden ze de dorre kerk met nieuw leven. Dikwijls traden er echter ook pathologische (ziekelijke) verschijnselen op en verliep de beweging in dwaling en buitensporigheden. Niet altijd konden de revivals de toets van de Schriftuurlijke kritiek helemaal doorstaan. Een stuk waarachtige vroomheid ging vaak ten koste van de band met de kerk. Die band werd opgerekt of verdween helemaal. In het laatste geval werden de sektarische trekken dan wel heel duidelijk. De Geest werd te zeer benadrukt ten koste van het Woord. Daarom moeten we het doorgaans negatief beoordelen als een revival uitliep op radicalisme en separatisme. Dat doen we dan met pijn en begrip.
”Vuur”
Ook vandaag zijn er allerlei opwekkingsbewegingen met een meer of minder Bijbels gehalte. Eén opvatting hebben ze gemeen: de kerk is, indien niet dood, dan toch wel heel erg koud en dus weinig inspirerend. Het moet allemaal helemaal opnieuw worden aangepakt, beleefd en beleden. Dat we dan zo’n twintig eeuwen kerkgeschiedenis achter de rug hebben, is niet zo heel erg belangrijk. Men begint met een reformatorisch elan, maar mist de breedte en diepte van een kerkelijke reformatie. Dan kunnen we denken aan de vele, uiteenlopende evangelische bewegingen in en buiten de kerk in ons land. Deze vaak uit Amerika overgewaaide bewegingen vinden veel aanhang onder aan drugs en seks verslaafden, voornamelijk in de grote steden. Andere verschijnselen zouden te noemen zijn. Alle gedreven door hetzelfde ”vuur”: het opnieuw beleven van het christelijk geloof.
Planting van God
Kunnen en mogen we naar een opwekking verlangen? Een geestelijke opwekking is een broodnodige zaak, maar dan wel kerkelijk! Een geestelijke opwekking van de kerk, binnen de kerk en door de kerk. En dan een opwekking door de Geest. Niet bepaald door methodisme, op welke kerkelijke of wereldse leest ook geschoeid. Want onze methoden, hoe goed ook bedoeld, rieken naar ”vlees”. Daarmee heeft de Geest niets van doen. Hij laat zich niet vangen of binden door methoden, systemen, schema’s of kerkelijke politiek. De Geest is vrij en werkt geestelijk. De enige band van de Geest is het Woord. En het Woord is verbonden met de kerk. De kerk dankt haar ontstaan daaraan én aan de Geest (HC Zondag 21). Zo zijn Geest, Woord, kerk en prediking nooit van elkaar te scheiden. God zij dank. Zal er van een geestelijke opwekking sprake zijn, dan zijn de Geest, het Woord, de kerk én de prediking erbij betrokken.
Zeggen we kerk, dan zeggen we ook instituut. In het Oude Testament is het verbond namelijk geen ideële maar een reële, geen abstracte maar een concrete zaak. Zo ook ten aanzien van de vervulling in het Nieuwe Testament. En zeggen we kerk, dan zeggen we ook ambt, prediking en sacrament. Vandaar dat de Geest zich ook, in afgeleide zin, bindt aan de kerk, het ambt, de prediking en het sacrament.
Een geestelijke opwekking? Graag, maar dan kerkelijk. En dan in de kerk van de Hervorming, in al haar verscheurdheid nochtans de eigenhandige planting van God in ons land.
Luther en Calvijn
De Geest is niet te weerstaan. Maar wel op de wijze van de Vader en van de Zoon. Op de wijze van het Woord. De Geest is immers de Heilige Geest, de Geest van God. Luther zei: „De leer van de rechtvaardiging door het geloof is het artikel waarmee de Kerk staat of valt.” Calvijn voerde in zijn theologie het motto: ”simul iustus et peccator” (tegelijk rechtvaardige en zondaar). Daarmee is volgens de Reformatie de christologie (leer aangaande Christus) bepalend voor de pneumatologie (leer aangaande de Geest).
Maar de huidige aandacht voor het werk van de Geest gaat verder. En daarmee te ver, zeg ik dan, omdat ze geen moment los van de christologie verkrijgbaar is. Want de Geest zou immers van Zichzelf niet spreken? Het gevaar bestaat dat men vandaag met de genoemde opwekkingsmotieven zijn plaats inneemt te midden van de geestdrijvers door de eeuwen heen! Waar de Reformatie vandaag niet verstaan wordt, zoekt men compensatie in de heiliging. Jawel, maar dan niet als zou de terugkeer tot de theologie en de prediking van de ”rechtvaardiging van de goddeloze” binnen de kortste keren een welbegrepen en vervolgens gepasseerd station zijn. De eigenlijke rechtvaardiging heeft men dan nooit wezenlijk gekend of zelfs maar vérkend. Inderdaad, het gaat met Pinksteren om een geestelijk verstaan van het heil dat de Schrift aanreikt.
De auteur is hervormd emeritus predikant.