Meditatie

Meditatie: Aan Gods kant

Psalm 139:21-22

Johannes Groenewegen
13 May 2024 07:15Gewijzigd op 13 May 2024 07:20
beeld RD
beeld RD

„Zou ik niet haten, HEERE, die U haten? En verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?  Ik haat ze met een volkomen haat, tot vijanden zijn ze mij.”

Als Gods kind in zijn eer wordt benadeeld, dan smart het hem, voornamelijk in zoverre het hem onbekwamer zou maken om tot eer van God te leven. Wordt de zaak Gods, de waarheid, de godzaligheid, het werk van Gods Geest, het volk van God benadeeld, dan waagt hij er zijn eer aan om voor de zaak van de Heere uit te komen. Als hij de eer en zaak Gods ondersteunen kan, dan wil hij dat graag doen, al was het dat hij veel schande behaalde. De onderdrukte zaak van God, het onderdrukte volk van God, daarbij houdt hij het, daarvoor komt hij uit. Hij wordt in een heilige toorn ontstoken als hij de zaak en eer van God hoort en ziet vertrapt worden. Dat is voor hem ondraaglijk.  De eer van zijn Vader, de roem van zijn Koning, kan hij niet zien ontluisteren. Zij die dat doen, zijn zijn vijanden.

„Zou ik niet haten die U haten en verdriet hebben in degenen die tegen U opstaan? Ik haat ze met een volkomen haat, tot vijanden zijn ze mij.” Hij houdt het volkomen met de partij van Jezus, hij is niet onverschillig, hij is eenzijdig voor Christus.  Hij geeft Jezus altijd gelijk, hij geeft zijn vijanden altijd ongelijk, hij is met ziel en lichaam voor Jezus, hij wijkt geen haarbreed, hij geeft niet toe.

Johannes Groenewegen,
predikant te Werkendam

(”Verzameling van veertien preken”, 1766)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer