Vrijheid of gelijkheid?
„Vrijheid, gelijkheid, broederschap”. Die leus kennen we misschien nog wel van geschiedenislessen over de Franse revolutie. En mogelijk herinneren we ons ook nog de verhalen over ”ni Dieu, ni maître” –geen God en geen meester– waarmee diezelfde tijd wordt getypeerd. Aan het eind van de achttiende eeuw waren dat in Frankrijk de revolutionaire kreten die volksmassa’s in beweging brachten. Maar die revolutie eindigde na een bloedige terreur in een keizerschap en een dictatuur. Dat is de historie.
Kwam daarmee toen ook een eind aan de onderliggende ideologie? Nee. Die heeft sindsdien onophoudelijk doorgewerkt in de westerse cultuur. De grondlegger van de christelijke politiek in Nederland, de staatsman en evangeliebelijder Groen van Prinsterer (1801-1876), legde daar zo’n vijftig jaar later al de vinger bij. In zijn ”Ongeloof en revolutie” en andere geschriften en in zijn politieke optreden in de Tweede Kamer. Hij herkende dat het ”ni Dieu, ni maître” dé kwaal van zijn tijd was gebleven. Een kwaal die een kwaad was met vérstrekkende gevolgen. Die onvermijdelijk zou leiden tot grote maatschappelijke, politieke en levensbeschouwelijke schade, omdat daardoor de mens zélf de norm van goed of kwaad wordt. Dát is de kern van de revolutie, de opstand tegen Gods goede geboden. Daarom zijn genezing en heil alleen te verwachten van terugkeer tot Gods heilzame regels. Aan actualiteit heeft zijn analyse ondertussen niets ingeboet.
Het klinkt zo mooi: ”Vrijheid, gelijkheid, broederschap”. Die laatste term horen we in het huidige politieke debat overigens niet zoveel, de eerste twee des te meer. Vrijheid – dat is zelfontplooiing, „jezelf mogen zijn” (vooral in seksuele voorkeuren), diversiteit. Gelijkheid – dat is niet hetzelfde als gelijkwaardigheid of gelijke rechten, maar wordt vertaald als „gelijke kansen voor iedereen” (wie kan daartegen zijn?) en vooral als „gelijke behandeling”, inclusiviteit. Met ook hierbij veel aandacht voor seksuele varianten. De Grondwet is daar inmiddels op aangepast.
De volgende stap is dat homoseksuele en lesbische levenspraktijken, transgenderkeuzes, het recht op abortus en alles wat de lhbti-lobbyisten verder propageren tot mensenrechten verklaard moeten worden. De lobby daarvoor is momenteel volop gaande. Wereldwijd wordt daarvoor alles in het werk gesteld. Via nationale wetgeving, door internationale druk via programma’s van de Verenigde Naties en door clausules in handelsverdragen van de Europese Unie met onder meer Afrikaanse landen. Maar ook door het cancelen van critici in samenleving, politiek en wetenschap in westerse landen proberen ze genadeloos hun doel te bereiken. Alles en een ieder moet de ideologie van die onzichtbare geestelijke krachten omarmen.
Dat dergelijke libertijnse wensen absoluut niet te motiveren zijn met een beroep op internationale mensenrechtenverdragen doet voor hen niet ter zake. De geijkte truc die ze daarbij toepassen is: praten alsof dat wél het geval is. Een vorm van framen dus. Je zou verwachten dat christelijke kerken het karakter van deze geestelijke strijd in elk geval zouden onderkennen. Maar dat is helaas vaak niet het geval. Zeker in de westerse wereld buigen ze maar al te vaak mee met de geest van de tijd en onderkennen ze het demonische karakter ervan niet. Het gebeurt allemaal dan ook zo sluipenderwijs…
Maar zelfs iemand die niet de vaste oriëntatie op de Bijbelse waarheden heeft, moet toch inzien hoe vrijheid en gelijkheid hierin schuren? Dat de gelijkheidsideologie totalitaire trekken vertoont, waardoor grondrechten als de vrijheid van godsdienst en onderwijs in het gedrang komen? Gelukkig zijn er ook buiten christelijke groeperingen en kerken mensen die dat onderkennen en ook benoemen. Via de media en de politiek is de druk van de gelijkheidspropaganda echter zó groot, dat hun stem nauwelijks gehoord wordt.
Laten we niet denken dat de situatie op den duur wel beter zal worden. Dan onderschatten we de ernst van de geestelijke strijd en het agressieve karakter van de gelijkheidsideologie. Die kent alleen de vrijheid van het ”ni Dieu, ni maître”. Daaraan moet alles ondergeschikt gemaakt worden – uiteindelijk zelfs de opvoeding in de gezinnen en de boodschap van het Evangelie.
De auteur is Tweede Kamerlid voor de SGP.