Rooie Jan niet langer ’minister van beroep’
Zo kwam er dinsdag met de val van het kabinet-Kok II ook een voortijdig einde aan de onwaarschijnlijk lange politieke carrière van Jan Pronk, de ’minister van beroep’. De Scheveninger die leek vastgeplakt aan een ministerszetel had er voor een belangrijk deel zelf de hand in dat het kabinet niet meer verder kon.
„We hebben politiek gefaald”, zei Pronk eind maart al vóór het NIOD-rapport dat uiteindelijk de aanleiding is geworden voor de val van Paars-2. Het kwam hem op een uitbrander van premier Kok te staan, die zelf net zo goed worstelde en zei dat Pronk niet het alleenrecht had op een geweten.
Maar dat geweten van de 62-jarige Pronk trok het niet langer. Niet verrassend, want Pronk wilde altijd al een soort morele onkreukbaarheid uitstralen. Zeker als het daarop aankwam, liet Pronk zich de mond niet snoeren.
Wie aan Pronk denkt, denkt aan Ontwikkelingssamenwerking. Twaalf jaar zwaaide hij er de scepter. Eerst in het kabinet-Den Uyl (1973-1977), daarna in Lubbers III (1989-1994) en Kok I (1994-1998). In Paars-2 hoefde Pronk die post niet meer. De ambities van dat kabinet waren volgens hem op dat terrein te beperkt.
Groot was de verbazing toen Pronk terugkeerde als minister van VROM. Buitenlandse Zaken of Defensie hadden zijn voorkeur maar werden onhaalbaar toen de VVD die posten kreeg. Tja, grapte premier Kok, Pronk was nu eenmaal minister van beroep. Hij was nog altijd zeer populair bij dat deel van de achterban dat zich zorgen maakte over het sociaal geweten van de PvdA. ’Rooie Jan’ kreeg bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer 40.000 voorkeurstemmen.
Voorstanders van zijn benoeming wezen er op dat het milieubeleid steeds internationaler werd en dat het milieu best een krachtpatser als Pronk kon gebruiken. Zo raar was VROM dus niet.
In de praktijk werd echter meer dan eens duidelijk dat Pronks hart ergens anders lag. Meerdere malen was Pronk kansrijk voor een positie bij de Verenigde Naties en daar maakte hij geen geheim van. In oktober 2000 belegde hij zelfs een persconferentie om uitgebreid toe te lichten dat hij tot zijn grote verbazing geen Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen bij de Verenigde Naties zou worden.
In 2001 werd de PvdA-bewindsman uiteindelijk, naast zijn ministerschap, benoemd tot de speciaal gezant bij de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling.
Toen hij in de zomer van 2001 hardop zei dat hij in een volgend kabinet niet nog eens minister van VROM zou willen zijn, botste hij hard met de Tweede Kamer, die toch al niet bijster te spreken was over Pronks daden: waar was de ambitie van de man, die nog zoveel belangrijke nota’s door de Kamer moest krijgen?
Binnenslands was niet zo veel te merken van de bevlogenheid waar Pronk toch ooit furore mee maakte, met name bij het meest linkse deel van de PvdA-achterban. Ja, hij kon zich in het openbaar flink opwinden over het feit dat mensen zelfs binnen de eigen grenzen per vliegtuig reizen.
Hij hief zijn vinger tegen verspillende advertentiecampagnes van het bedrijfsleven. In het kabinet stond hij pal voor de Waddenzee en wees hij gasboringen resoluut af. Maar over het algemeen stelde Pronk zich verrassend terughoudend op. Ouder en milder.
Over de grenzen maakte Pronk wel indruk. Onder zijn leiding sloten de Verenigde Naties vorig jaar zomer in Bonn een akkoord over de bescherming van het klimaat. Vrijwel niemand had dat meer durven hopen, maar dankzij zijn vasthoudendheid en uithoudingsvermogen - ook tijdens conferenties ging Pronk tussendoor altijd even trimmen - slaagde Pronk erin een doorbraak te forceren.