Bijeenkomst met dr. Kruijthoff: Onderzoek naar gebedsgenezing biedt „verrassende resultaten”
Begin deze maand trok huisarts Dick Kruijthoff uit Bleskensgraaf de aandacht met de resultaten van zijn promotieonderzoek naar gebedsgenezing. Dinsdagavond presenteerde hij zijn onderzoek voor de vereniging van christelijke artsen en geneeskundestudenten het Christian Medical Fellowship (CMF).
Kruijthof blijkt niet de enige te zijn die in zijn praktijk verhalen hoort van medisch opmerkelijke of wetenschappelijk onverklaarde genezingen. Van de 130 aanwezige artsen, studenten en belangstellenden gaven tien artsen aan vergelijkbare verhalen van hun eigen patiënten te hebben gehoord.
De christelijke huisarts liet aan het begin van de avond geen misverstand bestaan over zijn motieven in dit onderzoek. „Wat wij niet wilden in ons onderzoek is bewijzen dat genezing door gebed werkt of bewijzen dat God bestaat. Het ging ons er om te begrijpen wat er nu precies gebeurt bij medisch opmerkelijke genezingen en de vraag of we deze bevindingen kunnen begrijpen.”
Kruijthoffs nieuwsgierigheid werd gewekt toen in 2007 een patiënte van hem, Janneke Vlot, vertelde genezen te zijn van posttraumatische dystrofie in een genezingsdienst van evangelist Jan Zijlstra. Het was de theoloog prof. dr. Kees van der Kooi die Kruijthoff aanmoedigde om hier onderzoek naar te gaan doen.
Het bepalen van de onderzoeksopzet bleek nog niet zo eenvoudig. „Het heeft ons vijf jaar gekost om tot een onderzoeksopzet te komen. In Amerika zijn wel veel zogenaamde gerandomiseerde onderzoeken gedaan naar de effecten van gebed. Dan werd er voor de helft van de patiënten gebeden en voor de andere helft niet. Dit leverde geen significante resultaten op, wat te verwachten is want het is een rare manier om zo het gebed te gebruiken voor onderzoek.”
Wetenschappelijk
Kruijthoff en zijn onderzoeksgroep stellen zich dus niet tot doel om de kracht van gebed te bewijzen, maar om de getuigenissen van de plotselinge genezingen van de patiënten te begrijpen. Daarvoor maken ze gebruik van verschillende wetenschappelijke methoden.
In de eerste plaats zijn er medische dossiers aangelegd die vervolgens werden voorgelegd aan een vijftal collega-medici. Een van die collega’s, chirurg Rick Paul, deelt iets van zijn ervaringen: „We waren met een team van verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Zelf ben ik christen, drie andere noemen zichzelf agnostisch. Wat ons verbond, is dat we in de beoordeling van de gevallen zuiver wetenschappelijk keken vanuit onze expertise en ruime ervaring als medisch specialist. Om iets opmerkelijks op te merken heb je vlieguren nodig om te herkennen wat afwijkt. Wat wij in deze dossiers lazen konden wij niet medisch wetenschappelijk verklaren.”
Aanknopingspunten
Op dit punt ligt volgens psychiater en filosoof prof. dr. Gerrit Glas de meeste opbrengst: „Filosofisch gesproken is de relativering van het biomedisch ziektebegrip het meest interessant. Als filosoof stel je de vraag wat de meest coherente verklaring is voor een verhaal. Via de wetenschappelijke biomedische bril komen we met deze verhalen niet verder. De meeste aanknopingspunten en vergelijkbare verhalen treffen we in de geschiedenis van het christendom en in de Bijbel. Dit onderzoek suggereert dat het lichaam meer is dan wat de wetenschap ervan maakt. We hebben hier ook religieuze taal nodig om beter te begrijpen wat er gebeurt.”
Naast het voorleggen van de dossiers aan specialisten nam Kruijthoff ook diepte-interviews af. Hieruit volgden een aantal „verrassende resultaten”, aldus de onderzoeker. „Het beeld is dat mensen die genazen na gebed allemaal een genezingsdienst van een charismatische gebedsgenezer hebben bezocht. Dat blijkt in de praktijk lang niet altijd het geval. We horen ook verhalen van mensen die genezen zijn na persoonlijk gebed, ziekenzalving of in een kerkdienst.”
Een tweede verrassende bevinding betrof de aard van de ziekten waar patiënten van genazen. „De gedachte is vaak dat dit meer psychische dan somatische aandoeningen betreffen, maar in de praktijk zagen we een dwarsdoorsnede van alle medische vakgebieden.”
Een derde interessante bevinding is dat veel deelnemers vertellen van een grote verandering in hun leven na de genezing. „Veel deelnemers vertellen van een vóór hun genezing en na hun genezing. Er treedt een existentiële transformatie op waarin ze zich geaccepteerd voelen. Een gevoel van ”ik mag er zijn”, voor God en voor de ander. Mensen gaan ook anders leven, ze hechten minder aan materiële dingen en zetten zich meer in voor anderen.” Prof. Glas vult aan: „Dat getransformeerde bestaan is buitengewoon interessant, er is niet alleen lichaam, maar ook ziel-lichaam. Er verandert iets dat zich heel moeilijk laat benoemen, de ziel.”