‘Vrek’ Robert Arthington schonk kapitalen aan de zending
Helemaal niet vreemd dat Robert Arthington de bijnaam ”vrek van Headingley” kreeg. Van zijn grote huis was slechts één kamer gemeubileerd. En ’s avonds brandde daar maar één kaars. Toch had de dorpsroddel het mis. In werkelijkheid schonk Robert miljoenen aan goede doelen. Nog het meeste ná zijn dood.
Dit jaar twee eeuwen geleden, op 20 mei 1823, werd Robert (”Bobby”) Arthington geboren in de Engelse stad Leeds. Zijn vader, met dezelfde naam, was bierbrouwer. Maar Robert sr. werd een overtuigd geheelonthouder en sloot zijn goedlopende bedrijf.
Het gezin was aangesloten bij een Bijbels georiënteerde stroming binnen de quakers. Robert jr. ging in 1848 echter over naar een baptistenkerk. Tien jaar eerder hadden zijn moeder en twee van zijn drie zussen die stap al gezet.
Na de dood van zijn ouders in 1864 erfde Robert een geweldig fortuin. Hoewel hijzelf nooit opgang had gemaakt in het zakenleven of in de wetenschap –hij studeerde in Cambridge niet af– had hij goed zicht op de financiële markten. Hij belegde zijn geërfde kapitaal in zeer rendabele spoorwegaandelen in Engeland en Amerika, zodat het almaar aangroeide.
Hij liet een mooi huis bouwen in Headingley, toen nog een zelfstandig gehucht bij Leeds. Maar zijn geliefde zag een huwelijk uiteindelijk niet zitten. Robert had toen geen animo meer om het huis in te richten. De meeste kamers bleven leeg, behalve die ene, waar de mensen ’s avonds één kaars zagen branden. „Genoeg om een goed gesprek met je vrienden te kunnen voeren”, vond hij. Slapen deed hij in een stoel. Zijn deken was dezelfde jas die hij zeventien jaar lang ook overdag droeg. Als hij soms in het dorp verscheen, droeg hij een oude hoge hoed van zijn vader en verschoten kleren. Liep hij iemand tegen het lijf, dan vroeg hij steevast: „Hoe staat het er met je ziel voor?” Zijn eigen diepe liefde voor zijn Redder is vooral terug te lezen in enkele gedichten over bijvoorbeeld het Hooglied. Die zette hij ook zelf op muziek.
Duizendjarig rijk
Vrek? Robert gaf echt wel geld aan plaatselijke goede doelen, zoals de bouw van een nieuw ziekenhuis in een arme wijk van Leeds. En behoeftige studenten klopten niet tevergeefs bij hem aan. Maar lang niet iedereen in Headingley wist daar iets van.
Het grootste deel van zijn kapitaal ging echter naar de zending, met name naar de Baptist Missionary Society (BMS) en de London Missionary Society (LMS).
Zijn bestedingspatroon had alles te maken met Arthingtons godsdienstige overtuiging. Hij was premillennialist (chiliast). Net als nogal wat tijdgenoten en navolgers leidde hij uit Openbaring 20 af dat Christus, voorafgaand aan de oordeelsdag, een duizendjarig vrederijk op aarde zou stichten. Maar dat rijk zou er pas komen (Matth. 24:14) nadat „het Evangelie in de hele wereld gepredikt was”. Robert werd vanaf de jaren 1850 een man met passie en gedrevenheid om de verbreiding van het Evangelie, en dus de spoedige komst van Christus’ vrederijk, zo veel mogelijk te bevorderen.
Onbereikten
Niet zomaar iedereen kreeg geld. Robert las een menigte zendingsblaadjes, correspondeerde uitgebreid met zendelingen en had een fabelachtige geografische kennis. Hij stond erop dat zijn geld allereerst besteed werd aan de werkelijke verkondiging van het Evangelie. Hoewel hij niet vrij was van hypercalvinistische ideeën, kon je volgens hem die verkondiging het beste toevertrouwen aan de Baptist Missionary Society (BMS) en de London Missionary Society (LMS). Maar ook hun werd op het hart gedrukt dat ze vooral in nieuwe gebieden menskracht moesten investeren.
Een grote passie was voor hem Afrika, waar de BMS al in het westen werkte en de LMS in het oosten. In zijn mijmeringen zag Robert Arthington „een hele keten van posten dwars door Afrika” waardoor deze beide zendingsgebieden met elkaar verbonden werden, nog versterkt door het werk van de anglicaanse CMC vanuit het zuiden. Zo zou een groot aantal onbereikte gebieden met het Evangelie bekendgemaakt kunnen worden. Met dit doel financierde hij ook het nieuwe BMS-werk in Belgisch-Congo (het huidige Congo-Kinshasa), inclusief het zendingsschip Peace om de Congorivier te kunnen bevaren.
Nieuw gebied
Hij drong er verder op aan dat de zendingsorganisaties, waar mogelijk, zich betrekkelijk spoedig weer zouden terugtrekken uit de bearbeide streken, om dan in een nieuw gebied te beginnen. Moslimstammen sloot hij uit, vreemd genoeg. Daar moesten de Bijbelgenootschappen maar voor zorgen…
In zijn testament bedacht Arthington zijn 21 neven en nichten met 10 procent van zijn vermogen, in totaal bijna 7 miljoen euro in hedendaags geld. De gigantische rest moest worden verdeeld over BMS, LMS en Bijbelvertaalwerk: waar zendelingen geen post konden stichten, moesten ze in ieder geval Lukas, Johannes en het boek Handelingen in de gebiedstaal verspreiden. Dan zou de Geest het werk wel afmaken, vertrouwde Robert. Tot wat voor een enorm bedrag zijn kapitaal, ondanks de vele uitgaven, inmiddels was aangegroeid, had hij zich met verwondering pas kort voor zijn dood gerealiseerd. Op zijn sterfbed liet hij zich de Bergrede en Psalm 72 voorlezen. „Ja, daar staat het allemaal. Alles!” beaamde hij.
Het kapitaal zou nog veel groter worden. De uitvoering van het niet zo duidelijk geformuleerde testament van Arthington vergde namelijk bijna tien jaar. Heel erg in het voordeel van de erfgenamen, want de spoorwegaandelen waren maar blijven stijgen.
Anoniem
Arthington werd na zijn dood op 9 oktober 1900 begraven in Teignmouth, graafschap Devon, waar hij zijn laatste levensjaren had doorgebracht.
Het is aantoonbaar dat bepaalde grote zendings-, medische en onderwijsprojecten in vooral China, India en Afrika (maar waar niet eigenlijk?) nooit uitgevoerd zouden zijn zonder het vaak anoniem gegeven geld van Robert Arthington. Om over de overige goede doelen van zijn lange, lange lijst nog maar te zwijgen. Anderen zijn in hetzelfde spoor gegaan, al was het doorgaans op bescheidener schaal. Tot op de dag van vandaag gelukkig.