Meditatie: Onwillig tegenover Zijn gewilligheid
Hebreeën 4:1
„Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd de belofte van in Zijn rust in te gaan, nagelaten zijnde, iemand van schijnt achtergebleven te zijn.”
Christus heeft veel moeite gedaan Zijn gewilligheid te tonen, aan u en aan iedereen van u in het bijzonder. Ik vraag u: Gelooft u het nu? Of bent u er nog niet van overtuigd? Er zijn mensen die niet geloven dat wat het Evangelie voorstelt als welwillendheid van Christus, een welwillendheid is jegens hen. Zulke ongelovigen zijn alle vleselijke, geruste zondaars, die onwillig zijn afscheid te nemen van hun begeerlijkheden. „Gij zegt: Het is buiten hoop; neen, want ik heb de vreemden lief, en die zal ik nawandelen” (Jeremia 2:25). Als Christus in Zijn Evangelie een welwillendheid zou tonen om hen gezond en rijk te maken en hun voorspoed te geven in de wereld, dan zouden zij kunnen geloven dat Zijn welwillendheid voor hen was. Zij zouden ook kunnen geloven als Hij verklaarde dat Zijn goedheid hen voor de hel zou bewaren, wanneer zij sterven. Maar alles wat van Zijn gewilligheid op een andere wijze gezegd wordt, beschouwen zij als een ijdel verhaal. Met alles waarvoor zij geen hart hebben, leven zij als met luchtige woorden. „Waarom zou toch in de hand van de zot het koopgeld zijn om wijsheid te kopen, terwijl hij geen verstand heeft?” (Spreuken 17:16). Nee, als zij het nauwkeurig bekijken, dan nemen zij het niet op als welwillendheid, maar als kwaadwilligheid, om hen te beroven van alles waarin zij het meeste vermaak hebben.
Thomas Boston, predikant te Ettrick
(”Derde zevental preken”, 2005)