Taal: Bewapenen of wapenen
Een lezer die in de bouw werkt, vertelde me over zijn pogingen om collega’s duidelijk te maken wat het verschil is tussen wapening en bewapening. Terecht zegt hij ze dat bewapening is wat Oekraïne ten deel valt: het land wordt voorzien van wapens. En dat wapening heeft te maken met versterking van een bouwkundig element, met als bekendste voorbeeld: gewapend beton. Daarbij is het beton gestort rond een ijzeren vlechtwerk; het stalen skelet verstevigt de betonnen plaat.
In de volksmond en op de werkvloer wordt het wapenen van beton vaak bewapenen genoemd. Is dat nu echt fout, vroeg de lezer me.
In de Dikke Van Dale staat ”wapenen” als een van de betekenissen van het woord ”bewapenen”. Maar er staat voor: ”niet alg.”. Ofwel: eigenlijk hoort het niet maar velen gebruiken het woord wel met deze betekenis.
Is het echt fout? Dat ligt eraan hoe je tegen taalregels aankijkt. Laat ik deze kwestie aangrijpen om wat taaie theorie ter tafel te brengen, over het verschil tussen de descriptieve en de prescriptieve benadering.
Wie taalregels descriptief benadert, ziet ze als een beschrijving van hoe we praten. Zegt de overgrote meerderheid „A is beter dan B” in plaats van „A is beter als B”? Dan is volgens linguïsten met een descriptieve benadering de regel: beter dán.
Wie een prescriptieve benadering heeft, vindt dat regels de taalgebruikers moeten voorschrijven hoe het moet. De regel is: „beter dan” in plaats van „beter als”. Dus moet je zeggen: „A is beter dan B.”
Voor iemand met een descriptieve benadering is „bewapening” als alternatief voor „wapening” dus prima. Prescriptieve types is het een doorn in het oog.
Deze verschillende benaderingen hebben volgens mij te maken met een verschillende visie op eigenaarschap. Zijn woordenboeken en groene boekjes eigenaar van de taal? Of is taal het eigendom van de gebruikers?
Dat laatste, uiteraard. De mens en zijn taal zijn geschapen; het woordenboek kwam later. De Dikke Van Dale kan ervoor zorgen dat iedereen hetzelfde spreekt en schrijft, dat we elkaar beter begrijpen. Het boekwerk heeft dus zeker z’n functie. En vooral in geschreven taal ook gezag. Wat mij betreft terecht; orde en regelmaat zijn ook in teksten een groot goed.
In gesproken taal ligt dat anders. Kijk, als iemand met een representatieve functie een lezing geeft, zou het z’n betoog ontsieren als zijn taalgebruik te veel afwijkt van wat de Dikke zegt. Maar aan de keukentafel en op de werkvloer mag men het van mij zelf weten. Want taal leeft, juist daar.
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie.
Reageren? chris@rd.nl