Buitenland

Islam kent slechts beperkte naastenliefde

De hulp voor de miljoenen slachtoffers van de zeebeving in Azië houdt de gemoederen bezig. Duitsland gaat met zijn aangeboden hulp voorop. Steeds meer burgers vragen zich af waarom de overwegend rijke islamitische oliestaten hun geloofsgenoten eigenlijk zo weinig hulp bieden. Tenslotte is het land dat het zwaarst getroffen is, Indonesië, overwegend islamitisch. Maar kent de islam sowieso een gebod tot naastenliefde, zelfs liefde voor vijanden, zoals het Nieuwe Testament?

Dr. Christine Schirrmacher (Idea)
21 January 2005 10:54Gewijzigd op 14 November 2020 02:08

Om misverstanden te voorkomen: natuurlijk wordt er hulp geboden door islamieten! Toch is het over het algemeen gesproken „verwonderlijk dat van de kant van de olierijke Arabische staten -eigenlijk de islamitische gemeenschap in z’n geheel, die bestaat uit minstens 56 landen- de hulpacties voor hun deels islamitische broederlanden maar spaarzaam op gang komen”, aldus de krant Die Welt van 6 januari. Ook in het verleden was van financiële solidariteit van rijke islamitische landen -vooral wanneer het niet-moslimlanden betrof- maar weinig sprake.

Waar ligt dat aan? Komt het misschien doordat de islamitische landen elk behoren tot verschillende theologische richtingen, zodat bijvoorbeeld soennieten zich niet verantwoordelijk voelen voor sjiieten? Of komt het doordat de liefde metterdaad die het Nieuwe Testament als een kenmerk van een echt geloof beschouwt (Jak. 2:17), op deze manier in de islam niet gevraagd wordt?

Barmhartigheid
De kern van de koran wordt gevormd door de uniciteit en eenheid van Allah, die worden afgeleid van zijn soevereiniteit en almacht. Wie in de koran op zoek gaat naar uitspraken over Allahs liefde, vindt weliswaar iets, maar in totaal maar op weinig plaatsen. Ook commentaren op de koran en theologische literatuur gaan maar zelden in op Gods liefde.

Veel vaker spreekt de koran over Gods barmhartigheid en ontferming. Iedere soera (hoofdstuk), met uitzondering van soera 9, begint met de formulering: „In de naam van God, de Genadige en Barmhartige.” Nog concreter is soera 7:156: „Maar mijn barmhartigheid kent geen grenzen.” Deze barmhartigheid van God blijft in de koran echter in algemene termen steken, ze wordt nooit persoonlijk ingevuld.

Wel wordt Allah beschreven als barmhartige weldoener die welwillend staat tegenover degene die zich aan hem onderwerpt, en die degene die zich aan hem uitlevert vergeving schenkt. Hij verzorgt, is vriendelijk en bewaart. Hij zorgt voor zijn schepping, doet wonderen en stuurt als teken zijn openbaring en profeten, die de mens op God moeten wijzen, zodat men Hem vreest, vereert en Zijn geboden -vooral de vijf zuilen van de islam- houdt.

Randthema
In de koran staat dus de barmhartigheid van Allah voorop. Allahs liefde is in de koran slechts een randthema en lijkt bovendien aan bepaalde voorwaarden verbonden te zijn. Als de koran Mohammed laat zeggen: „Als u Allah liefhebt, moet u mij volgen, dan zal Allah ook u liefhebben en uw schuld u vergeven” (soera 3:31), dan volgt zijn liefde voor mensen pas op de liefde die de mens aan hem moet betonen.

Ook op andere plaatsen benadrukt de koran dat Allah alleen de rechtschapenen liefheeft, dat Hij slechts degenen die Zijn wil doen op het juiste spoor leidt. Allah is niet welwillend ten aanzien van zijn vijanden, en degenen die met hem spotten hebben niets anders dan toorn en veroordeling te verwachten. Hij heeft noch de hoogmoedigen lief (soera 4:36), noch de onrechtvaardigen (3:140), noch de ongelovigen (3:32).

Verdienstelijke werken
Allah zal echter degene die zich aan hem onderwerpt liefhebben: „Degenen die geloven en goede werken doen zal de alontfermer tegemoet treden met liefde” (soera 19:96). Allah heeft de rechtvaardigen (5:42), de geduldigen (3:146), degenen die het goede doen (3:148) en degenen die hem vrezen (9:7) lief. Volgens de koran wordt een mens niet, zoals in de bijbelse leer, uit genade -door een onverdiend geschenk- gered, maar op grond van zijn verdienstelijke werken, die hij doet om Allahs gunst te verkrijgen, zodat de weegschaal in het jongste gericht voor hem doorslaat naar de goede kant.

Dat Allahs welwillendheid zich slechts op een begrensd deel van de mensen richt, gaat gepaard met het feit dat solidariteit en ondersteuning doorgaans beperkt blijven tot de eigen geloofsgemeenschap van de moslims. De islam beschouwt andere godsdiensten als achterhaald of vervalst, zichzelf en de eigen gemeenschap daarentegen stelt hij absoluut (soera 3:110). Daarom blijft er voor andere godsdienstige gemeenschappen slechts een afgevlakte solidariteit over, een menselijke brug, maar niet dezelfde religieuze plicht tot hulp als ten opzichte van de moslimgemeenschap.

Centraal thema
In het Oude en Nieuwe Testament echter is, in tegenstelling tot in de koran, de liefde van God zonder meer het centrale thema. Het is de liefde die ervoor zorgt dat God Zich tot de mens richt, hen door Zijn profeten herinnert aan Zijn geboden en ten slotte Zijn Zoon naar hen zendt. De liefde is de motor achter Zijn handelen en het doel van Zijn verlossing. God wordt in de Bijbel als „God der liefde” (2 Kor. 13:11) en „de Liefde” (onder andere 1 Joh. 4:8) aangeduid. God zelf bepaalt die liefde inhoudelijk en zet haar bovenal in daden om, daar Hij als hoogtepunt van Zijn liefdeshandelen Zijn Zoon -„Gods liefde onder ons” (1 Joh. 4:9)- in de wereld zendt. Dit offer bracht God nog voordat de mens Hem dankt, Hem als Heer erkent of Zijn geboden houdt (Rom. 5:6, 8, 10).

Liefde vraagt een relatie, anders blijft ze een lege huls of louter een goed voornemen. Het herstel van deze relatie tussen God en mens is het doel van Gods reddend handelen. Om dit doel te bereiken is er een bijzondere liefde nodig: Gods offerende en reddende liefde. Wie die liefde ervaren heeft, heeft de opdracht haar ook aan anderen te bewijzen. Reeds het eerste gebod van de Tien Geboden bevat deze verplichting tot liefde: „Gij zult liefhebben de Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand. (…) Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven” (Deut. 6:5 en Lev. 19:18, aangehaald in Matth. 22:37-39). Dit is alleen mogelijk omdat alle liefde van God uitgaat (1 Joh. 4:7).

Liefde is dan ook zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament niet in het algemene blijven steken, maar in Jezus Christus heel concreet en persoonlijk geworden. Zó concreet en persoonlijk moeten christenen door prediking en diaconaat ook aan andere mensen deze liefde brengen, zodat ook zij weer in de gemeenschap met God, Wiens liefde tot hen uitgaat, hersteld kunnen worden. Daarbij is vooral te denken aan de mensen die hard hulp nodig hebben. De onvoorwaardelijke liefde tot alle mensen, ook al zijn het vijanden (Rom. 12:17-21), is dan een spiegel van de onvoorwaardelijke liefde van God.

Opofferend handelen
De koran spreekt met veel waardering over de verzoening tussen vijandige partijen. Toch is er nergens een opdracht om afstand te doen van je eigen recht (1 Kor. 6:7). De koran beperkt de bloedwraak weliswaar, maar noemt die toch een legitiem middel van vergelding (soera 2:178).

Lijnrecht daartegenover staat Romeinen 12: „Zegent hen die u vervolgen, zegent en vervloekt niet. (…) Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. (…) Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede” (Rom. 12:14, 17, 20, 21).

Ook de in de Bijbel centrale gedachte dat liefde zich vooral in het offer uitdrukt, vindt geen tegenhanger in de koran. In de opvatting van de islam zond Allah weliswaar in zijn genade zijn openbaring, maar het sturen van zijn boek kostte hemzelf niets - zélf is hij niet meegekomen. In de Bijbel worden ”liefde” en ”geven” (of ”offeren”) echter onmiddellijk in verband gebracht met de dood van Jezus: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe” (Joh. 3:16).

Precies dát opofferend denken en handelen met betrekking tot anderen -de Bijbel gebruikt veelvuldig het beeld van de herder-, dat het nieuwtestamentische gemeenteleven, het samenleven in huwelijk en gezin en de verhouding tot alle mensen moet tekenen, is te zien als liefde die in daden wordt omgezet.

Schepper en schepsel
De koran spreekt op tal van plaatsen over barmhartigheid en liefde. In de islam gaat het er echter niet om dat de relatie tussen Allah (de Schepper) en de mens (het schepsel) hersteld moet worden. Schepper en schepsel bevinden zich immers nooit op hetzelfde niveau; dat laten de onvergelijkelijkheid en verhevenheid van Allah niet toe: liefde verschijnt in de koran veeleer als gunst- en genadebewijs van de almachtige. Een veelomvattende betekenis van het begrip liefde, dat zelfs het liefhebben van vijanden insluit, kent alleen de Bijbel.

De auteur is verbonden aan het Institut für Islamfragen in Bonn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer