Laten we de woorden van de profeet toch ter harte nemen, opdat we aan de goddelozen niet gelijkvormig zijn. Laten we deze plicht recht betrachten, volgens de last en de bijgevoegde heilsbelofte. Daarom, wie u ook bent: Doorzoek uzelf nauw, ja, doorzoek u nauw. Betracht dit dan, o, zondaren, opdat u uw zondenstaat mocht kennen tot bekering. O, staat op de wegen en ziet toe en vraagt naar de oude paden.Dit geldt ook u, kind des Heeren. Het is ook voor u ten hoogste aangelegen. Dit zelfonderzoek moet plaatsvinden, dagelijks maar ook in het bijzonder in dagen van toorn, zoals in de tekst. En in tijden van plechtige verootmoediging, ten tijde van het heilig avondmaal. „De mens beproeve zichzelf.”

Hier wordt vereist dat wij met lust bevangen moeten zijn. In ons moet een vurige lust zijn tot God en Zijn zalige gemeenschap in genade en heerlijkheid. Een lust tot Zijn Woord, een lust tot Zijn dienst. Wij moeten met David kunnen zeggen (Psalm 42): „Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot u, o God.” Het is echter nu nog niet genoeg, als wij nu al met lust bevangen zijn. Wij moeten ons nu ook nauw onderzoeken en doorzoeken, opdat we verzekerd mogen zijn dat onze lust geen valse, maar een ware lust is. Dat is een lust tot Christus en Zijn gerechtigheid en tot de kennis van onszelf.

Carolus Tuinman, predikant te Middelburg (Keurstoffen, 1764)