De repetitie: Tranen mogen rollen bij koor De Regenboog in Heerde
We zijn op De Regenboog uit Heerde. Hier doen ze meer dan alleen zingen: leden delen ook lief en leed met elkaar. Dat emoties op dit koor de vrije loop worden gelaten, blijkt nog extra tijdens deze repetitie, die een zwart randje heeft.
Het is behaaglijk in de Ontmoetingskerk in Heerde, waar De Regenboog, een koor voor mensen met een beperking, deze dinsdag in maart repeteert. Gewoonlijk vindt de tweewekelijkse repetitie plaats in de historische Johanneskerk even verderop, maar met de huidige gasprijzen kost het te veel om dat gebouw warm te stoken.
Op De Regenboog heeft ieder koorlid zijn vaste zitplaats, vertelt Carla Vijge, die samen met een andere vrijwilligster rondloopt met een plattegrond. De twee leggen kleurige tamboerijnen, trommels, sambaballen en andere instrumenten op de stoelen. „Iedereen is gehecht aan zijn eigen instrument en aan zijn eigen plek”, weet Vijge, die sinds zeven jaar actief is bij De Regenboog. „Als iemand altijd de rode belletjes heeft, moet ik niet opeens een andere kleur neerleggen.”
Koorleden komen uit omliggende plaatsen als Epe, Oene en Wapenveld, vertelt Vijge. Sommigen wonen nog thuis, anderen verblijven in een zorginstelling. Vrijwilligers of ouders brengen de leden naar de repetities en blijven meestal luisteren. Uitvoeringen geeft het koor maximaal zes keer per jaar, meestal in gemeenten waar een of meerdere leden kerken.
Als iedere stoel voorzien is van een muziekinstrument, druppelen de eerste koorleden binnen. Maar voordat er gezongen wordt, is het tijd voor koffie in een bijzaaltje. Sommigen lopen zelf, anderen zitten in een rolstoel.
Koebel
Stipt om 19.00 uur begint de repetitie. Vanavond mag Hendrien de koebel luiden, ten teken dat iedereen richting de kerkzaal moet. Met een brede lach slingert ze het ding heen en weer en loopt dan achter dirigent Efron Nitrauw aan.
Nitrauw, gekleed in een spijkerblouse boven zwarte jeans en met een platte pet op zijn hoofd, is in het dagelijks leven bassist. Maar, vertelt hij na de repetitie, voor De Regenboog staan is het mooiste wat hij doet. „Er is geen opsmuk of schone schijn op dit koor. Het is puur.”
Dat blijkt deze avond al snel. Nadat de dirigent iedereen welkom heeft geheten en nog even terugblikt naar de laatste uitvoering, doet hij een verdrietige mededeling. „Sommigen van jullie weten al dat Jarno ziek was. Hij is vanmiddag overleden.” De boodschap laat geen van de aanwezigen onberoerd. Leden knuffelen elkaar en huilen, sommigen zachtjes, anderen luidruchtig.
Als de groep enigszins bedaard is, neemt Nitrauw weer het woord. „Je zult je misschien verdrietig voelen, en het is helemaal niet erg als de tranen naar buiten komen. Je mag troost zoeken bij elkaar. Maar we gaan vanavond wel zingen. Daar hield Jarno van.” Daarop zet de pianist het eerste lied van de avond in: ”Jezus is de Goede Herder”.
Nitrauw, die sinds zo’n tien jaar De Regenboog dirigeert, blijkt de juiste persoon om voor dit koor te staan. Echt helemaal stil is het vrijwel geen moment tijdens de repetitie. Hier klinkt er het geluid van belletjes, daar roept een van de leden iets door de kerk. Het deert de dirigent niet. Vol overgave, soms met zijn voet stampend op de maat, dan weer met zijn armen zwaaiend in de lucht, gaat hij de koorleden voor in de muziek. Tussen de liederen door geeft hij leden de ruimte om iets te vertellen, legt hij uit wat een bepaald woord, zoals Golgotha, betekent, of maakt hij een grapje. Koorlid Gerrit mag zijn nieuwe uitklaptelefoon laten zien, wat hem een applausje oplevert.
Iedereen doet enthousiast mee. Het ene na het andere lied klinkt: ”Weet je dat de lente komt”, ”Dank U voor deze nieuwe morgen”, ”Machtig God, sterke Rots”. Alles wordt uit het hoofd gezongen. De ene keer wil de dirigent alleen de stemmen horen, een volgend moment maant hij het koor om de trommels, sambaballen of bekkens flink te gebruiken. Bij ieder lied mag een aantal leden vooraan in de microfoon zingen.
Aan het einde van de avond geeft Nitrauw ”Lichtstad met uw paar’len poorten” op, een lied dat Jarno erg mooi vond. Wie kan, zingt het staande: „Wat een vreugde zal dat wezen, straks vereend te zijn met Hem. In die stad met paarlen poorten, in het nieuw Jeruzalem. Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luisteren naar Zijn liefdesstem. Daar geen rouw meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem.” Voor wie het niet droog houdt, is er een schouder om tegenaan te huilen.