Rijkswaterstaat druk met opruimen honderden dode meeuwen
Rijkswaterstaat is al sinds zondag druk met het opruimen van dode kokmeeuwen, die worden gevonden in het Zwarte Meer op de grens van Overijssel en Flevoland en in het Eemmeer bij Bunschoten-Spakenburg. Een woordvoerder van de dienst schat dat er inmiddels twee- tot driehonderd dode vogels uit het water zijn gehaald. Mogelijk zijn de dieren bezweken aan vogelgriep, maar dat moet nog worden vastgesteld door laboratoriumonderzoek bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC).
Zondag werden de eerste tientallen dode vogels gevonden bij een kunstwerk bij Kraggenburg aan de oever van het Zwarte Meer. Maandag bleken er ook dode meeuwen in en bij het Eemmeer te liggen. Dat betekent volgens Rijkswaterstaat dat er twee verschillende plekken zijn waar vogels bezwijken. Ook dinsdag zijn er alweer dode vogels aangetroffen op beide plaatsen.
Rijkswaterstaat vist de vogels uit het water. Ook natuurbeheerders Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten hebben al veel dode vogels uit natuurgebieden bij beide meren gehaald. De dieren worden met een speciaal protocol opgehaald, omdat vogelgriep zeer besmettelijk is en verspreiding van de infectie zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Wie een dode vogel ziet moet het dier niet aanraken, maar melding maken bij de gebiedsbeheerder.
DWHC, onderdeel van de Universiteit Utrecht, meldde eind maart dat in Nederland sinds februari al bijna 2000 meeuwen waren bezweken aan de vogelgriep. Vooral kokmeeuwen worden het slachtoffer. Ook in andere Europese landen waart de ziekte rond onder wilde vogels. Het aantal dode dieren loopt snel op.