De buurjongen
Is het hem nou? Ik ga wat verzitten om hem beter kunnen bekijken. Ik zie een jongen met blonde stekels en een witte jas. Maar er zijn meer jongens met zo’n kapsel en zo’n jack. Ik twijfel. Het zou wel heel toevallig zijn dat ik op de boot naar een van de Waddeneilanden iemand uit mijn eigen straat tegen het lijf loop.
Ik moet denken aan een onderzoek waarover ik laatst las. Elk mens kent zo’n 540 andere personen. Gemiddeld. De onderzoekers van de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit definieerden het woord ”kennen” als: iemands naam weten én een praatje met hem of haar kunnen maken als je elkaar op straat tegenkomt.
Als je bedenkt dat de wereldbevolking momenteel meer dan 7 miljard personen telt, is het niet meer dan logisch dat je meer mensen níét dan wél kent. En dat betekent dus ook dat het behoorlijk bijzonder is als je tijdens een uitje naar een plek ki-lo-me-ters buiten je woonplaats iemand tegenkomt die je wél kent.
De ‘buurjongen’ is inmiddels verdwenen. Waarschijnlijk is hij wat eten halen in het restaurant. Of een luchtje scheppen op het bovendek. Dat is mooi, want dan kan ik me focussen op het boek dat ik heb meegenomen om tijdens de drie kwartier durende overtocht te lezen.
Opeens voel ik een tikje op m’n schouder. Iemand noemt mijn naam en ik kijk op, recht in het gezicht van… de jongen bij mij uit de straat. We raken in gesprek. Eigenlijk voor het eerst. Want thuis spreek ik hem bijna nooit. Hij loopt stage in een hotel. En is een paar dagen naar zijn ouders geweest, vanwege zijn moeders verjaardag.
De kade is in zicht. We moeten allebei een andere kant op. „Tot thuis!” roepen we elkaar toe. Als ik hem een volgende keer door onze straat zie lopen spreek ik hem aan, neem ik me voor. Echt.
Ik huur een fiets en filosofeer nog even verder. Het is niet voor het eerst dat ik ver van huis een bekende tegenkom. Bij een waterval in Zuid-Frankrijk parkeerden we onze auto eens pal naast iemand uit onze kerk. En tijdens een kerkdienst in Noord-Afrika ontmoetten we ooit een bekende predikant.
Na vier weken zie ik de buurjongen van de Waddenreis in onze straat voorbijrijden. Een kort knikje. Daar blijft het bij. Voor een gesprek moet je blijkbaar verder van huis zijn.