Dr. W. Dekker schrijft boek over bekering: „De kerk hoeft niet altijd vriendelijk te zijn”
Steeds meer kerken sluiten noodgedwongen hun deuren, het christelijk geloof lijkt te verpulveren. Veel Nederlanders, druk met zichzelf, zijn God vergeten. Maar dr. W. Dekker doet in zijn boek ”Oproep tot omkeer” een appel: bekering.
Een heel populair woord is bekering niet, beseft ook dr. Dekker (72). Zelfs niet in de kerk. Vanuit de woonkamer van zijn huis kijkt hij uit over groene Oosterwoldese weilanden, in de richting van Oldebroek. Daar, op de Noord-Veluwe, lijkt de secularisatie nog niet zo hard te hebben toegeslagen, maar de emeritus predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland, jarenlang werkzaam voor de IZB (vereniging voor zending in Nederland), weet dat het elders in het land totaal anders ligt. Ook binnen de kerken.
Secularisatie en ontkerkelijking hebben alles te maken met het menselijk hart, zegt dr. Dekker. „Voordat er een kerk sluit, zijn er al vele harten op slot gegaan. Welke afgoden zijn we in plaats van de ware God gaan dienen? We zijn vooral heel druk met onszelf geworden: autonomie, zelfontplooiing, materiële welvaart. Die woorden zijn signalen van een ik-cultuur, een röntgenfoto van hoe we er vanbinnen uitzien. Hoeveel mensen zeggen niet als je met pensioen gaat: „Nu komt het grote genieten”? Aan dat soort zinnetjes merk je de geest van deze tijd. Secularisatie maakt duidelijk dat we onszelf zijn gaan dienen.”
En dus is er bekering nodig.
„Bekering is de rode draad in de Bijbel. De eerste profeet die daartoe oproept, is Samuël. Israël verkeert in een noodtoestand, veroorzaakt door de zonden van het volk. Dat zucht onder het juk van de Filistijnen, een oordeel van God. Bekering is de uitweg: breken met het verkeerde en terugkeren tot de dienst van de ware God. En die bekering is concreet: het volk moet zich met het hele hart tot de Heere bekeren en de afgoden wegdoen. Die lijn komt in de Bijbel steeds terug en geldt nog altijd: tot wie gaat de liefde van je hart uit en ben je bereid de ander te dienen en gerechtigheid te doen?”
Het gaat in de kerk te weinig over bekering?
„Als ik kijk naar de breedte van de Protestantse Kerk en de evangelische beweging, dan is dat zeker het geval. Preken moeten vooral bemoedigen, troost en liefde bieden. Dat heeft natuurlijk alles te maken met hoe je God ziet. „Hij lijdt met ons mee”, wordt er dan gezegd. Maar zelden hoor je dat God ook straft, dat Hij wel degelijk te maken heeft met de rampen die ons overkomen.
Tijdens de coronacrisis bezigde de Protestantse Kerk allemaal lieve teksten: Houd vol, heb lief. Maar nooit een appel, nergens een oproep tot omkeer. Als God ons liefheeft, dan kan het toch niet anders dan dat Hij ons af en toe gigantisch door elkaar rammelt?
De kerk moet zich dus afvragen of ze zelf niet de oorzaak is geweest van het afhaken van mensen. Heeft ze de juiste boodschap gebracht? Dat God de levende is en nog steeds roept?”
In bevindelijk gereformeerde kring gaat het vaak wél over bekering. Dat moet u goed doen.
„De prediking aan de linkerzijde van de kerk mag dan vooral bevestigend, psychologiserend en weinig appellerend zijn, die aan de rechterkant draait vooral om het woord bekering zelf. De blik wordt vooral naar binnen geslagen, naar het eigen geestelijk leven. Dat is te eenzijdig. Bekering roept ons radicaal weg van onszelf en heeft concrete gevolgen voor daarbuiten: in het werk, in het gezin, in de samenleving. Veel mensen bidden iedere dag het Onze Vader. Daarin vragen we niet alleen of Gods wil in de hemel geschiede, maar ook op de aarde.”
Komt de innerlijke verandering van het hart niet eerst? Juist daarmee worstelen velen.
„Dat vind ik een terechte vraag. Kun je goede dingen doen zonder de innerlijke verandering van het hart? Dat was juist het verwijt van de Heere Jezus aan het adres van de farizeeën. In de Bijbel zijn het hart en de daden altijd met elkaar verweven. Vanuit het hart zijn de uitgangen van het leven.
De verlichting, die de religieuze en wereldlijke domeinen van elkaar scheidde, heeft ook de gereformeerde traditie sterk beïnvloed. Er wordt vaak gezegd: „Als je echt bekeerd bent, dan zal dat ook in je leven gaan blijken.” Maar bekering is meer dan één beweging: we staan in de wereld, worden daar geroepen en God pakt hoofd, hart en handen aan. Als Hij je hart verandert, verandert Hij meteen ook je daden. De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer bracht dat in zijn boek ”Navolging” op formule: „Alleen de gehoorzame gelooft en alleen de gelovige gehoorzaamt.””
Waarom gebruikt u in uw boek naast het woord ”bekering” ook het wat modieuze woord ”bestaansverheldering”?
„Bij bestaansverheldering gaat het om een proces waarin mensen tot heel belangrijke inzichten over zichzelf komen. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de bekende columnist David Brooks van de New York Times, die zijn verandering in ”De tweede berg. Zoektocht naar een zinvol leven” beschrijft. Zulke verhalen kunnen ons helpen om wat de Bijbel bekering of omkeer noemt van een andere kant te bezien.
Natuurlijk, er zijn verschillen, maar de vraag is of een bestaansverheldering, die tot een heel andere manier van leven leidt, het werk van God kan zijn. Een bestaansverheldering kán een tegenbeweging in een samenleving vol afgoden zijn.”
In een Bijbelse bekering gaat het in ieder geval over redding door Christus.
„God werkt niet alleen in de kerk, maar ook in de wereld. Als mensen door een bestaansverheldering een aantal bedoelingen van God voor het leven te pakken krijgen, maar dan zonder de navolging van Jezus, dan mogen we dat niet afschrijven. God bemoeit Zich met mensen, op allerlei manieren. Een bestaansverheldering is nog niet zaligmakend, maar daarmee niet zonder betekenis. We maken terecht onderscheid tussen algemene en zaligmakende genade. Maar hoe die verhouding precies zit, weet ik niet. Dat moeten we aan God overlaten.
Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat mensen de enige echte God, Die Zich in Jezus heeft geopenbaard, leren kennen. Dat kun je als kerk nooit opgeven. Vergeving ontvangen in Christus is de grootste schat die er is. Maar het concrete leven blijft meedoen, ook in het eindoordeel. Het maakt nogal verschil of je Adolf Hitler of Albert Schweitzer bent geweest. God zal een gelaagd oordeel uitspreken. Laten wij in ieder geval niet op de troon gaan zitten en zeggen dat het allemaal niks is, die bestaansverheldering, dat mensen vastlopen en hun leven omgooien. Het zijn bemoeienissen van God, een signaal dat Hij mensen tot discipelschap wil brengen.”
U ziet ik-gerichtheid als de afgod van deze tijd. Hoe kan die ontmaskerd worden?
„Door niet te vriendelijk te zijn. De gedachte, ook in het missionaire werk, is vaak dat we mensen niet voor het hoofd moeten stoten. We willen niet als boeteprediker overkomen, zeker omdat veel mensen allergisch zijn voor de bekeringspreken van vroeger. Die angst moeten we afleggen. Alle manieren waarin de wereld vastloopt, hebben te maken met ons eigen hart. Dat zou de kerk niet omzichtig, maar klip-en-klaar klaar moeten zeggen.”
Hebben we meer boetepredikers nodig?
„Dat mag je van mij rustig zeggen. Aan de andere kant: welk beeld hebben mensen daarbij, van een Savonarola, een waarschuwende dominee? De kerk moet juist duidelijk maken dat het de liefde van God is die mensen terugbrengt van een doodlopende weg. In het Oudnederlands heet die trouwens een ”keereweer”. Heel mooi: een uitnodiging om om te keren.”
Veel mensen hebben het idee dat de secularisatie een voldongen feit is. Wat zegt u tegen hen?
„God is geen mens en kan nooit voorbij zijn. Hij is de levende God; alleen zijn wij Hem vergeten. Er is dus hoop voor geseculariseerd Nederland. Het triomfantelijke van de jaren zestig –nu zijn we vrij van de knellende instituties en doen wat we willen– is wel voorbij. We zien meer de schaduwkanten van het leven: de eenzaamheid, de grenzen van de groei. En als mensen eenmaal schaduwkanten gaan zien, dan kan dat een begin van verandering zijn.
Kán, want het oordeel van God neem ik heel serieus. Hij kan zeggen: „Jullie in Europa hebben het Evangelie honderden jaren gehoord, maar verworpen.” Het staat God vrij om naar Azië te gaan. Maar ik blijf bidden om ontferming – en als kerk kunnen we ook niet anders. Dat de grenzen waar mensen tegenaan lopen, door God worden gebruikt. Zodat ze opnieuw naar Hem gaan vragen. En dan mag de kerk de weg wijzen.
Dan moet ze wel weten waar ze voor staat. Sommige kerkleden hebben nog puberteitsverschijnselen: „Alsjeblieft, geen zware preken, niet over bekering praten.” Maar gelukkig houdt die puberteit een keer op. Zolang de Bijbel nog opengaat, is er hoop. Zolang de levende God ons roept, heeft Hij ons niet afgeschreven.”