Het driestromenland komt niet meer terug
Steeds opnieuw gebeurt het: we laten ons verrassen door de opkomst van een nieuwe politieke partij die van (bijna) niets in één keer een van de grootste wordt.
We hebben het gezien bij de Lijst Pim Fortuyn in 2002, die van 0 naar 26 zetels in de Tweede Kamer werd gelanceerd. We zagen het opnieuw bij Forum voor Democratie, dat vier jaar geleden in één klap twaalf zetels in de Eerste Kamer kreeg. En we zagen het vorige maand met de BBB, die in de provincies overal de grootste partij is geworden.
Natuurlijk is er aan verklaringen geen gebrek. Er is zelfs een rode draad aan te wijzen in veel van die verklaringen: deze partijen kunnen scoren door de afstand tussen Den Haag en de gewone mensen. Doordat Den Haag niet luistert naar de burger, en in het geval van de BBB naar de burger op het platteland. Het is het wij van de politiek tegenover het zij van de gewone man.
Onbehagen
Niemand zal betwisten dat een kloof tussen Den Haag en het platteland geen echt, reëel probleem is. Maar is daarmee werkelijk de belangrijkste verklaring gegeven van de opkomst van partijen als de BBB?
Wie iets verder teruggaat dan de opkomst van Fortuyn, zag ook toen wel degelijk maatschappelijk onbehagen. Sterker nog, de politiek was toen vele malen meer elitair. Maar dat vertaalde zich nooit in zulke grote verkiezingswinsten voor nieuwkomers in de politiek.
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog gebeurde juist het tegenovergestelde: er dienden zich drie hoofdstromingen aan die het lange tijd voor het zeggen zouden hebben. Op de linkerkant had je het socialisme, waarvan de PvdA lange tijd dé grote partij was. In het midden had je de christendemocratie, waarvan (na 1980) het CDA de grootste exponent was. En ter rechterzijde had je de wat kleinere liberale stroming, met de VVD aan kop.
De politiek lag min of meer verankerd in dat driestromenland, bepaald door geloof en sociale klasse. Maar met de doorgezette secularisering en ontzuiling is van een driestromenland allang geen sprake meer. In plaats daarvan wordt er wel gesproken van een delta waar allerlei diverse beekjes en rivieren in uitmonden. In die delta zijn de grote rivieren nauwelijks nog te herkennen.
Verklaringsmodel
Dat de burger tegenwoordig minder snel op een van de grote klassieke partijen stemt, is dus wel duidelijk. Maar waaróm doet de burger dat niet meer? Is dat inderdaad omdat hij een toenemende kloof met de politiek ervaart, zoals veel verklaringen stellen?
Het antwoord daarop is: nee. Althans, niet per se. Er is een interessant onderzoek van de politicologen Galen Irwin en Joop van Holsteyn, die hebben gekeken welk model de partijkeuze van kiezers nu het beste kan verklaren. Hun conclusie is onthutsend. Er ís geen nieuw en omvattend verklaringsmodel.
Vroeger was het misschien de zuil of de ideologie die kiezers inspireerde, maar nu is daar niets voor teruggekomen. De redenen waarom kiezers voor hun partij hebben gekozen, blijken heel erg gefragmenteerd te zijn. Individualisme heeft de plaats ingenomen van ideologie.
Het is dus misschien wel vooral de kiezer zelf en niet de politieke partij die veranderd is. Dat is in elk geval de conclusie van de protestantse historicus Jan Dirk Snel, die deze processen al een halve eeuw van dichtbij volgt. „Het is niet zo dat voormalige volkspartijen die kiezers kwijtraken, iets fout doen”, zegt hij. „Het zijn de kiezers die hun geestelijke houding gewijzigd hebben.”
Op Twitter was Snel de afgelopen tijd in geanimeerde discussies verwikkeld over de BBB, waarbij hij steeds dat punt naar voren bracht: burgers zijn niet allereerst slachtoffers van een kloof die de politiek heeft gecreëerd, maar hebben vanuit toegenomen individualisme er zélf voor gekozen om het driestromenland te verlaten.
Homogeniteit
Maar als het probleem individualisme is, hoe kan het dan dat iedereen zo massaal op één partij stemt zoals nu op de BBB? Dat zit ’m erin dat de kiezer op zó’n grote schaal individualistische waarden hooghoudt dat er weer gelijkvormigheid ontstaat. Jan Dirk Snel noemt dat „individualistische homogeniteit”. „Alleen omdat men massaal oude banden opgegeven heeft, is dergelijk eenvormig gedrag mogelijk.”
Het is een thema dat ook voorkomt in het boek ”De macht der gewoonte” van Menno Hurenkamp en Jan Willem Duyvendak, over populisme in Nederland. De auteurs constateren dat er sprake is van een enorme toename van eensgezindheid in houdingen, opvattingen en gedrag. De geïndividualiseerde samenleving blijkt homogener dan ooit.
Utopie
De grote vraag die overblijft, is: waar gaat het naartoe? Zitten we vanaf nu dus vast aan partijen die als paddenstoelen uit de grond schieten en ook weer verdwijnen zodra er een andere wind opsteekt?
Terugkeer naar driestromenland is een utopie, denken vrijwel alle deskundigen. De tijd van grote ideologieën is geweest. Maar dat wil niet zeggen dat er geen nieuwe maatschappelijke consensus kan komen. De huidige politieke onrust laat zich misschien wel het beste lezen als precies dat: het nationaal zoeken naar een nieuwe consensus.
En die consensus zou weleens gevonden kunnen worden in partijen die volledig individualistisch zijn, maar tegelijk wel degelijk sociaal en gegrond op redelijkheid en feitelijkheid. Dat is althans wat Jan Dirk Snel hoopt. De BBB zou er zelfs een voorbeeld van kunnen worden, denkt hij. „BBB zou de wending van het populisme naar de realiteit kunnen inluiden. Dat zou een nieuw tijdperk betekenen.”
We zullen het zien.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de cultuurgeschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws