Spanje kende in 2002 al een gemiddeld inkomen dat 92,4 procent van het Europese gemiddelde bedroeg. Dat is te veel om in de toekomst nog in aanmerking te komen voor extra hulp uit een speciale pot voor armere EU-landen, die minder dan 90 procent van het EU-gemiddelde verdienen.

Eerder werd Ierland al geweerd uit de groep landen die gebruik kunnen maken van het zogeheten cohesiefonds, dat begin jaren negentig werd ingesteld voor landen die onder de grens van 90 procent uitkwamen. Naast Ierland en Spanje gaat het ook om Portugal en Griekenland. In totaal mogen zij tot 2006 nog eens 18 miljard euro verdelen. Bij een tussentijdse evaluatie werd Ierland twee jaar terug al deelname aan het fonds ontzegd, omdat het gemiddelde inkomen daar nu 120 procent van het EU-gemiddelde bedraagt. Tot en met 2006 mogen de Ieren nog wel putten uit het cohesiefonds.

Het speciale fonds en de Europese pot voor structurele hulp aan armere regio’s is vorig jaar bijna volledig opgebruikt. In totaal is 26,6 miljard euro naar achtergebleven regio’s gegaan. In de meeste gevallen gaat het daarbij om geld voor projecten waar regio’s, provincies of gemeenten zelf ook nog aan moeten bijdragen.

Van het bedrag van 26,6 miljard euro ging 5,3 miljard euro naar de tien nieuwe, hoofdzakelijk Oost-Europese lidstaten. Vooral Polen en Hongarije maakten goed gebruik van de nieuwe financiële mogelijkheden.

Nederland kan tussen 2000 en 2006 rekenen op 3,7 miljard euro uit de potten voor regionale hulp. Een exacte verdeling per regio voor 2004 was dinsdag nog niet beschikbaar. In de vorige financieringsperiode van de EU, tussen 1994 en 1999, heeft Nederland de mogelijkheden voor hulp aan achtergebleven regio’s onvoldoende benut. In totaal bleef er toen voor ongeveer 1 miljard euro onbenut. Dat was grotendeels te wijten aan het gebrek aan concrete projecten of onvoldoende andere financiers, die de resterende bedragen moesten bijpassen.