Opinie

Psalmberijming mag geen taalbarrière opwerpen

De 250-jarige psalmberijming van 1773 is generaties lang tot zegen geweest. Aan deze mijlpaal schenkt het RD terecht veel aandacht, maar ik miste tot nu toe in de artikelen en interviews het belangrijkste: wat zegt Gods Woord ons?

Ds. W. Kok
5 April 2023 07:52Gewijzigd op 5 April 2023 09:44
„De psalmberijming van 1773 kan de status van een belijdenisgeschrift krijgen.” beeld RD, Anton Dommerholt
„De psalmberijming van 1773 kan de status van een belijdenisgeschrift krijgen.” beeld RD, Anton Dommerholt

Het Pinksterfeest laat ons zien dat de Geest mensen doet horen van de grote werken van God in ieders geboortetaal. Zelfs drie keer wordt erop gewezen (Handelingen 2:6, 8 en 12). Wat betekent dit vandaag voor ons? Stellig worden wij hier van Godswege geroepen om ervoor te zorgen dat de Bijbel gelezen kan worden in hedendaags Nederlands. Weerstaan en bedroeven wij anders niet de Geest?

Dit geldt evenzeer voor een psalmberijming. Of is het niet de wil van de Heere dat iedereen in de eigen taal over de grote werken van God kan zingen? In Bijbelvertaling en lied zullen we zo nauwgezet mogelijk met Gods Woord willen omgaan en geen barrière willen opwerpen door een verouderde taal. Anders zijn we een sta-in-de-weg voor het toepassende werk van de Geest in het hart.

Zeker, het werk van de Geest is onweerstaanbaar. Maar als God in bepaalde gevallen een taalbarrière doorbreekt, dan betekent dit niet dat wij het ons wel kunnen veroorloven om af te wijken van de regel die Hij ons heeft gegeven: laat mijn Woord horen in de moedertaal van mensen! Als we dit niet heel serieus nemen, bedroeven we dan niet de Geest? Het gaat om een zaak van de Hoogheilige!

Traditie en traditie

„Het psalmboek van 1773 wordt gaandeweg zelfs een van de ”identity markers” van de gereformeerde gezindte” (RD 18-3). Anders gezegd: kerken die echt tot de gereformeerde gezindte behoren, zijn mede te herkennen aan de psalmberijming van 1773, als een ”wezenskenmerk”. Helaas functioneert ”1773” voor niet weinigen wel zo.

Ook kan de psalmberijming van 1773 de status van een belijdenisgeschrift krijgen. Dan is handhaving van deze psalmberijming zo’n belangrijke kwestie, dat de mate van rechtzinnigheid van een kerk of gemeente mede daarvan afhangt. Ondertussen hebben zulke keurmerken alles te maken met een overwaardering van de traditie.

We moeten goed onderscheiden tussen ”Traditie” (de overlevering door profeten en apostelen; de Heilige Schrift) en ”traditie” (kerkelijke gewoonten en gebruiken). We kunnen zeer gehecht zijn aan een bepaalde traditie. Maar we moeten van de stroom van de traditie altijd weer terug naar de bron, die ook de norm is: de Heilige Schrift. Zulke tradities worden gevaarlijk wanneer ze van vormen in normen veranderen. „Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig zij ook geweest zijn, gelijk stellen met de goddelijke Schriften, noch de gewoonte met de waarheid Gods, want de waarheid gaat boven alles” (art. 7 NGB).

Postmodernisme

Het gaat hier om uitersten. Maar die raken elkaar nogal eens. Het is goed wanneer we ons dat ook als gereformeerde gezindte terdege bewust zijn. Een van de kenmerken van het postmodernisme is de grote nadruk op het gevoel. Men presenteert emotionele of persoonlijke overtuigingen in toenemende mate als feitelijke waarheden, terwijl objectieve feiten een steeds kleinere rol spelen.

Dit aspect van het postmodernisme is er alle eeuwen door geweest. Het zit zelfs diep geworteld in ons allen. Ik stel me voor dat het bij Adam en Eva goed voelde wat satan zei. Er staat veelzeggend bij dat de vrucht van de boom „een lust voor het oog” was, „begerenswaardig” (Genesis 3:6). Niet Gods gebod, maar hun gevoelsgenot gaf de doorslag. Als het maar goed voelt, dan kunnen we zomaar in zonde vallen. En zelfs zo dat we structureel dingen kunnen vasthouden die niet goed zijn en zelfs zondig kunnen zijn.

Kenmerkend voor het traditionalisme is dat de traditie als iets wezenlijks en principieels wordt gezien. Waarom? Omdat men het zo gewend is en het goed voelt om bij een bepaalde groep te horen. We houden ons dan aan bepaalde gewoonten en tradities, omdat we bang zijn afgewezen of niet meer geaccepteerd te worden.

Uitersten raken elkaar. We doen er heel wat voor om geliefd te zijn bij een religieuze groep. Maar we kunnen ook gevoelig zijn voor aanzien in de maatschappij. Dan nemen we haar normen en waarden over. We willen als wetenschapper voor vol worden aangezien en bij de groep topwetenschappers horen, wat ten koste kan gaan van zuivere wetenschapsbeoefening en integriteit. Een gevaar ook voor theologen. En dan gaan we die groep pleasen met onze gedragingen, in de hoop dat we er heel wat likes voor terugkrijgen. Ik heb de indruk dat dit meer het geval is dan we denken. Ook in het kerkelijk leven, zowel bij ”links” als bij ”rechts”. Laten wij alert en waakzaam zijn, biddend om de Geest der waarheid!

Gebrek aan taalvaardigheid

Een tendens in onze cultuur is die van de ontlezing. De beeldcultuur zal hierin mogelijk een rol spelen; een film kijken is gemakkelijker dan een boek lezen. Overigens is dit niet alleen een verschijnsel bij jongeren. Ook ouderen en zelfs kerkenraadsleden lezen vaak weinig. Onze moderne communicatiecultuur is gericht op de snelle overdracht van zakelijke informatie, met alle met risico’s van ”fake news”. Prachtige middelen, mailen en appen, maar wat doen ze op den duur met het taalvermogen?

Het gaat niet aan om voor jongeren de archaïsche woorden in ”1773” uit te leggen en te denken dat daarmee het grootste obstakel voor de zingbaarheid wel is verwijderd. Dan heb je nog heel wat uit te leggen. Grote kans dat je hoort: „Doe niet zo moeilijk. Waarom staat het niet gewoon in begrijpelijke taal?”

Bij een klein kind treedt haast als vanzelf een mechanisme van afkeer in werking als het iets anders te eten krijgt dan het gewend is. Dat mechanisme kan ook werkzaam worden als het een andere berijming betreft. Maar hoe komt het nu als jongeren, maar ook ouderen, zeggen dat ze een afkeer hebben van de Geneefse melodieën? Ik denk dat hier een vergelijkbaar mechanisme in werking treedt. Hoe langer men in de taal van 1773 moet zingen, hoe meer men die gaat associëren met de Geneefse melodieën. Deze melodieën associeert men met ouderwets taalgebruik. En de hang naar ”Psalmen voor Nu” is al gauw aanwezig. Alleen al vanuit muzikaal oogpunt vind ik ze beslist ongeschikt voor de eredienst. Ik zou het een ramp vinden als we de Geneefse psalmmelodieën zouden kwijtraken.

Ik vrees echter dat een nieuwe psalmberijming al geen optie meer is. Hoe lang duurt het nog voordat er even weinig uit de psalmberijming van 1773 gezongen wordt als nu uit die van Datheen? Ik zie geen oplossing. Daarom: Heere erbarm U en help ons.

De auteur is emeritus predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer