Meditatie: Heerlijke profetie
1 Petrus 1:11
„Onderzoekende, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende.”
De dood van Jezus als Borg en Zaligmaker was al heel vaak en op verschillende manieren afgeschaduwd, voorgesteld en voorzegd door de profeten. In alle offeranden, in de offerande op de Verzoendag en in het verhogen van de koperen slang is de dood van Christus afgeschaduwd. Ook is die afgebeeld door de wateren van de zondvloed (1 Petrus 3:20-21), in de profeten (Jesaja 50:5-7, Daniël 9:26, Psalm 22:29) en op meer andere plaatsen.
In dit alles wordt de heerlijkheid en het Koninkrijk van de Messias onafscheidelijk vastgemaakt aan Zijn lijden en dood. Hierom zegt de apostel Petrus dat de profeten van te voren betuigden dat het lijden op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna (1 Petrus 1:11). Wanneer dan de Messias niet leed en stierf, zo was er geen heerlijkheid in Zijn Koninkrijk te verwachten. De dood en het lijden waren het doel van Zijn menswording: Hij was hun Goël en Bloedvriend, opdat Hij hen door Zijn dood verlossen zou (Hebreeën 2:9, 10, 14). Indien dan Christus niet stierf, zo was Zijn menswording zonder vrucht. Christus had als de overste Leidsman der zaligheid reeds vele kinderen in de heerlijkheid ingeleid (Hebreeën 2:10).
Frederik van Houten, predikant te Middelburg
(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)