Justitie Rotterdam pakt geweld aan
Het openbaar ministerie in Rotterdam heeft het afgelopen jaar 400 geweldszaken meer binnengekregen dan verwacht. Dat maakte hoofdofficier van justitie H. van Brummen dinsdag bekend bij de presentatie van het jaarplan 2005. De bekendste geweldplegers worden daarom op een speciale lijst gezet.
Justitie in Rotterdam heeft te maken met een groep van 100 tot 200 personen die voortdurend gewelddadig zijn. Speciaal daarvoor is de persoonsgebonden aanpak (PGA) opgesteld. Mensen die diverse keren veroordeeld zijn, komen op de PGA-geweldlijst. Zodra iemand wederom in contact komt met politie, moet duidelijk zijn wat er met die persoon gaat gebeuren en welke instantie actie moet ondernemen.
Van Brummen schrijft de gewelddadige overvallen toe aan Antilliaanse groeperingen in Rotterdam. „Wij hebben het gevoel dat er verschuivingen plaatsvinden. Bolletjesslikkers zien niet veel meer in hun handel en kiezen voor een ander soort misdaad. Misschien is dat ook zo met de straatroven.”
Voor justitie zijn de overvallen dan ook prioriteit in 2005. „We houden ook de vinger aan de pols bij de andere zaken, maar hier moet echt goed naar gekeken worden”, aldus Van Brummen. Ook is het mogelijk de plegers van een overval op de PGA-geweldlijst te zetten.
Daarnaast worden de cellen in de regio voornamelijk gebruikt voor gedetineerden die ook in de regio berecht zijn. Dat zou tijd schelen met transport naar de rechtbank, maar ook functioneel zijn voor hulpverleners. Die kunnen eerder bij de gedetineerden langsgaan, zodat het hulpverleningstraject in gang wordt gezet.
Het team zware zaken, dat onder meer werkt aan drugsbestrijding in de haven en overvallen, heeft het volgens de hoofdofficier druk gehad met het bestrijden van terrorisme in de regio. „Natuurlijk ligt de verantwoordelijkheid voor het opsporen van terroristen bij het landelijk parket, maar wij moeten regionaal de handen uit de mouwen steken”, zei Van Brummen. Als voorbeeld gaf hij de adressen van leden van de Hofstadgroep. Een aantal van de leden verbleef in Rotterdam. „Dat moeten we in de gaten houden. Rotterdam mag geen makkelijke vluchtplaats worden voor mensen die terreurdaden plegen.”
Volgens Van Brummen is er geen sprake van dat de onderzoeken naar terrorisme de opsporing van ’normale’ criminaliteit in de weg staat. „De druk op het team is groot, maar het is niet zo dat we iets niet goed hebben kunnen bekijken.”