Kerk & religiehet gesprek

Mediapastoor Jan-Jaap van Peperstraten is altijd bereid tot uitleg over kerk en geloof

Dr. Jan-Jaap van Peperstraten is, dankzij zijn mediaoptredens, hard op weg om de bekendste pastoor van het land te worden. Maar hij blijft met beide benen op de grond staan: „Het gaat niet om mij. Ik vind dat de kerk iets te zeggen heeft.”

Enny de Bruijn
24 March 2023 17:59Gewijzigd op 27 March 2023 11:34
Pastoor Jan-Jaap van Peperstraten. beeld Carel Schutte
Pastoor Jan-Jaap van Peperstraten. beeld Carel Schutte

Hij woont op een prachtige plek: aan een van de oude grachten in Alkmaar, naast de kerk en boven het parochiekantoor. Geen plek die hij zelf uitgekozen heeft, zoals ook de parochie hém niet uitgekozen heeft. „Pastoors worden niet beroepen, zoals predikanten, die gaan waar de bisschop hen heen stuurt. De lokale kerk is in dit geval het hele bisdom Haarlem-Amsterdam. Om de zoveel tijd –vaak zes à acht jaar– krijg je als pastoor een nieuwe benoeming. Al wordt er vaak wel een beetje rekening gehouden met je eigen voorkeuren en de voorkeuren van de parochie.”

Pastoor Van Peperstraten is een toegankelijk mens. De vastentijd –die voor rooms-katholieken aan Pasen voorafgaat– is nog maar nét begonnen, als hij al twittert dat hij visioenen krijgt van dikke Vlaamse frieten, „met van die lekkere zurige Belgische mayonaise”. Daar reageren natuurlijk tientallen mensen op, die willen weten hoe het dan zit met dat vasten. Zo streng hoeft toch niet? Waarop de pastoor reageert met: „Dat ligt een beetje aan de persoon. Ik word elk jaar een beetje strenger (voor mezelf).”

Het tekent de manier waarop hij gebruikmaakt van de sociale media. Hij deelt allerlei persoonlijke dingetjes die laten zien dat hij óók maar een gewoon mens is. Maar hij reageert ook op het nieuws, en op de ontwikkelingen in de wereld, en hij weet daarbij vaak een christelijke notie of een Bijbeltekst te pas te brengen.

19167332.JPG
Pastoor Jan-Jaap van Peperstraten. beeld Carel Schutte

Hij verwijst naar de preken die hij aan het maken is –het resultaat plaatst hij zaterdags op zijn website– maar soms raakt hij ook in een Twitterruzie verzeild, omdat hij zijn mening over allerlei zaken niet onder stoelen of banken steekt. Over ontwikkelingen in de kerk, over de staat van het onderwijs, over polarisatie in de samenleving. Het is zijn manier van present zijn in de wereld: gebruikmaken van de kanalen die veel andere Nederlanders gebruiken, en daar een eigen geluid laten horen.

Soms lijkt het erop dat u een onlineparochie hebt van mensen die de kerk niet meer van binnenuit kennen.

„Ik heb dat niet opgezocht, maar ik deed altijd al veel met sociale media, al voor ik de priesteropleiding ging doen. Voor mijn preken heb ik een paar honderd vaste lezers. Toen ik in september –herstellend van een burn-out– voor het eerst op zaterdag weer een preek online zette, kreeg ik een reactie van iemand uit het oosten van het land, zelf helemaal niet katholiek: „Wat fijn dat de preek weer online staat, ik print die altijd uit en dan neem ik hem mee naar de buurvrouw. Dan lezen we samen de preek, met een bakje koffie erbij, en dan hebben we echt een zondagochtendgevoel.”

U stond de laatste jaren in allerlei kranten en u was bij allerlei programma’s te gast.

„Daar kan ik een mooi verhaal over vertellen. Ik was in Roemenië voor de bruiloft van een vriend, het was 35 graden en ik lag net amechtig onder de airco in het hotel toen ik het ene na het andere berichtje op mijn telefoon hoorde binnenkomen: „Heb je het gezien? Ben je tv aan het kijken? Antoine Bodar noemde jou als zijn mogelijke opvolger!””

En, ziet u zichzelf als de opvolger van Antoine Bodar, als ‘mediapriester’?

„Iedereen is anders. Ik ben geen Antoine, ik ben van een andere generatie, ik doe het op mijn eigen manier. Maar net als hij wil ik wel iets uitleggen over geloof en kerk, als mij daarom gevraagd wordt. En als je op Twitter je visie geeft, weten journalisten je wel te vinden.”

Zéker rond gevoelige thema’s als misbruik binnen de kerk.

„Daardoor kwamen de optredens in de media voor mij in een stroomversnelling, bij de tweede grote Amerikaanse misbruikaffaire rond kardinaal McCarrick. Echt een verschrikkelijk verhaal. Dat was midden in de zomer van 2018. De bisschoppen waren er niet, de ambtelijke staf was niet bereikbaar. Je zag het live ontploffen op Twitter, en dan weet je: binnen vijf dagen begint het aan de telefoon. Al die journalisten gaan door tot er ergens íémand is die een reactie wil geven vanuit de kerk.”

19167333.JPG
beeld Carel Schutte

Dat is geen populaire rol om te spelen.

„Achteraf heb ik soms ook wel gedacht: waar ben ik aan begonnen? Vooral omdat hier en daar de suggestie opdook dat de paus zélf ook betrokken zou zijn bij het toedekken van misbruik. Achteraf bleek dat gelukkig niet waar te zijn, maar dat wisten we toen nog niet. Ik weet dat ik bij mezelf wel gedacht heb: als dát waar is, dan kunnen we de deur wel dichtdoen. En dan krijg je op zo’n moment de vraag of je het op de radio wilt opnemen voor de paus. Je weet: in dat programma zit straks iemand tegenover je die zegt: „De kerk is slecht.” En jij moet daar dan iets tegen inbrengen.”

Wat zegt u in zo’n geval, als u daar zit en de kerk moet verdedigen?

„Elke neiging tot verdedigen moet je de kop indrukken. Trek het boetekleed maar aan. En probeer de feiten van context te voorzien. In Nederland hadden we vooral te maken met historisch misbruik, binnen internaten. In de Verenigde Staten ging het om misbruik in de parochiesetting, met priesters die steeds weer overgeplaatst werden dankzij een heilig geloof in therapie, therapie die alles op zou lossen. In zo’n radioprogramma wil ik dus erkennen dat misbruik binnen de kerk iets afschuwelijks is, en tegelijk zorgen dat wij, in Nederland, niet meegesleurd worden in het Amerikaanse verhaal.”

Hebt u ook bínnen de kerk het effect van de misbruikschandalen gevoeld?

„Het vertrouwen in de kerk was ernstig beschadigd door alle verschrikkelijke verhalen in het nieuws. We hadden in die periode ontzettend veel uitschrijvingen. Ik moet er wel bij zeggen: het ging eigenlijk alleen om papieren leden. Echt actieve kerkgangers zaten er niet bij. Maar ook dat waren we niet gewend, want katholieken gaan niet achter hun laptop zitten om hun lidmaatschap op te zeggen: katholiek zijn is ook een etnische markering, een culturele identiteit. Maar in die periode waren er alleen al in onze parochie een kleine honderd mensen die zich wilden laten uitschrijven. Soms wel tien per dag. ’s Ochtends was dat het eerste wat we deden, de secretaresse en ik. Het moeilijkste eerst. Eigenlijk was het háár werk, die uitschrijvingen verwerken, maar zoiets moet je niet alleen doen.”

Hebt u er persoonlijk veel last van gehad?

„Natuurlijk raakt me dat. Maar ik kan ermee omgaan. Ik ben opgegroeid in Zeeuws-Vlaanderen. Je hoort daar eigenlijk meer bij België dan bij Nederland, je bent altijd een beetje een buitenstaander. Daar kun je behoorlijk eigenwijs van worden, soms ook een beetje wantrouwend. Maar je leert er in elk geval je eigen plan te trekken. Ik heb wel iets van die dwarsigheid, daardoor durf ik ook wel dingen. Soms steek ik m’n nek uit, soms loop ik een sneetje op – maar m’n hoofd is er nog niet af, gelukkig.”

19167331.JPG
beeld Carel Schutte

Speelde het geloof een rol in uw jonge jaren?

„Helemaal niet, dat was heel beperkt. Mijn oma was wel kerkelijk, dus ik heb de katholieke sfeer wel meegekregen. Ik was niet helemaal een vreemdeling in Jeruzalem. Maar pas tijdens mijn studietijd ben ik me echt in kerk en geloof gaan verdiepen. Ik studeerde filosofie in Nijmegen, waar het vak in die tijd nog erg verweven was met de theologie. Ik had veel interesse voor de theologische thema’s, en langzamerhand kwam toen ook de vraag: Wat betekent geloven voor mijzelf? Ik vond het idee van God niet irrationeel. Via de intellectuele weg ben ik steeds meer betrokken geraakt. Dat ging heel langzaam. Je kijkt soms terug en je denkt: geen idee hoe zich die ontwikkeling nu precies afspeelde. Maar het is gebeurd.”

Hoe bent u bij de kerk terechtgekomen?

„Ik was in die tijd losjes betrokken bij de studentenkerk in Nijmegen, en daar heb ik uiteindelijk ook belijdenis gedaan, in de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar het Samen-op-Weg-proces was voor mij wel een trigger om verder te zoeken. Ik bedoel dat niet als kritiek op de Protestantse Kerk in Nederland, maar zo ging het.”

Had u anders ook protestants kunnen blijven?

„Dat had gekund, maar zo is het niet gegaan. Ik heb gezocht naar een rode draad in de kerkgeschiedenis, en naar een plek waar die rode draad –in mijn ogen– het best bewaard gebleven is. Daarbij hebben de boeken van kardinaal John Henry Newman en de vorige paus, Benedictus XVI, wel een rol gespeeld. Daar laafde me ik echt aan. Die gaven me de verdieping die ik in de PKN tevergeefs had gezocht. Maar ik heb nog best veel contact met protestanten. Onlangs werd ik nog geïnterviewd door een schoolklas van een reformatorische school uit Goes.”

Gaat het gesprek dan over de verschillen tussen Rome en Reformatie?

„Het gaat vaak over het celibaat, over Maria, over de eucharistie. „Gelooft u dat nu echt?” vragen ze dan. En als ik zeg: „Ja, echt”, hoor je ze toch de adem inhouden.”

19167335.JPG
beeld Carel Schutte

De theologische verschillen blijven een struikelblok.

„Ik op mijn beurt begrijp helemaal niets van de discussies over de ”toe-eigening des heils”. Maar het lijkt me zinvol om gezamenlijk terug te gaan naar de bronnen. En om met elkaar in gesprek te zijn. Dat is wat ik graag doe: met collega’s uit andere kerken koffiedrinken. Ik ga niet anderen voorschrijven wat ze moeten geloven, ik kan alleen zeggen hoe ik het zie.”

Hoe bent u priester geworden?

„Ik heb een onderwijsachtergrond en ben in Schotland gepromoveerd op een onderzoek naar de morele dimensies van het leesonderwijs. Na mijn promotie heb ik een paar jaar lesgegeven in Zeeuws-Vlaanderen, maar ik had steeds meer het idee dat ik toch een ander pad op moest. Roeping vind ik zo’n groot woord, alsof je zélf altijd precies kunt zien wat Gods plan met je leven is. Zo werkt het niet. Het gaat dieper. In elk geval liet het me niet los, en zo verhuisde ik in 2011 naar Noord-Holland, om daar de priesteropleiding aan het seminarie te gaan doen.”

Dat lijkt me een hele stap.

„Dat is een gigantische stap. Maar ik dacht: als ik het niet probeer, blijf ik het mezelf altijd nadragen. Juist die opleiding is bedoeld om erachter te komen of je er geschikt voor bent – er vallen altijd veel mensen af. In mijn tijd werd ongeveer de helft van de kandidaten voor de opleiding aangenomen, en daarvan haalde dan weer de helft het einde van de rit. Dat is heel gezond, want eenmaal gewijd is altijd gewijd. Je kúnt er wel uitstappen, maar dat lijkt meer op een echtscheiding dan op een ontslag.”

Maar u hebt de opleiding afgemaakt.

„Ik dacht: ik zie het wel. Maar wat ik meteen interessant en opbouwend vond: de stages. Het eerste wat je tijdens de opleiding leert is huisbezoek doen. Je belt maar gewoon aan bij oudere parochianen, en binnen een kwartier zit je op de bank met koffie en komt hun hele levensverhaal op tafel. Dat vond ik heel bijzonder, om die verhalen te horen en dan, op termijn, er vanuit het geloof wat licht over te laten schijnen. Ik dacht: misschien ís het nog wel wat voor mij ook, het priesterschap. En dat gevoel werd alleen maar sterker.”

Hoe moeilijk is het om mét het priesterschap meteen te kiezen voor het celibaat?

„Ik kon er op de opleiding niet goed tegen als de vroomste jongen van het stel begon te praten over onze ”roeping om te zijn zoals de engelen”. Dan dacht ik: ik ben helemáál niet zoals de engelen. Ik zou het wel gezond vinden als de kerk voor priesters meerdere levensvormen naast elkaar zou laten bestaan. Maar ik ben ook niet tegen het celibaat. Mij past het wel. Juist in onze samenleving, waarin alles om seksualiteit draait, is het belangrijk om te laten zien dat het in het leven niet om seksualiteit gaat, maar om relationaliteit – relaties in alle soorten en maten. Maar ik was al 33 toen ik de opleiding ging doen, en 38 toen ik priester gewijd werd. Ik had al de nodige levenservaring. Als ik jonger was geweest, was het misschien moeilijker geweest.”

19167338.JPG
beeld Carel Schutte

Vorig jaar kreeg u een burn-out.

„Tijdens de coronaperiode was ik de jongste priester in de regio, ik vond dus dat ik mijn vinger moest opsteken toen de vraag kwam wie er bij de coronapatiënten op bezoek ging. Maar ik vond het eng. Ik hees me in dat pak en ging met samengeknepen billen door die sluis. In die periode heb ik me heel erg gedragen gevoeld, maar ook doodsbenauwd. Uiteindelijk kwam de kerstlockdown in 2021, daar was ik heel bitter over. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen, na bijna twee jaar permanente crisis. Daarna ging het niet meer en heb ik me ziek gemeld. Maar inmiddels ben ik gelukkig weer een heel eind hersteld. Ik kan bijna alles weer doen.”

Waar gaat uw preek komende zondag over?

„We lezen nu volgens de liturgische kalender in de Bergrede. Geen weerstand bieden aan het kwaad, maar de andere wang toekeren. Hoe versta je dat? Ik denk niet dat de Bergrede een oproep is tot pacifisme of passiviteit. Het gaat om God. Het oordeel is aan God. Dat raakt een heel andere dimensie, dat moet je niet plat maken en beperken tot de politiek van deze wereld. Maar daar mag ik vanavond nog wat mee gaan worstelen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer