Stofje in de historie van Gods kerk
Zo eens in de zeven jaar herlees ik ”De kerk van alle tijden” van dr. Louis Praamsma. In vier delen beschrijft de in 1984 overleden kerkhistoricus de geschiedenis van Gods kerk vanaf de vroege christenheid tot de tweede helft van de 20e eeuw. Daardoor blijft het bij verkenningen, maar wel zeer gefundeerde. En prachtig geschreven. Dat valt me ook nu weer op.
Mijn motivatie om dit werk opnieuw ter hand te nemen, was divers. In de eerste plaats schept het helderheid bij fundamentele discussies die vandaag spelen. Ze blijken niet nieuw te zijn. Gereformeerde theologen bij wie ineens het licht is opgegaan over de wijze waarop de Bijbel moet worden gelezen, blijken verrassende overeenkomsten te vertonen met dwaallichten uit de Vroege Kerk en middeleeuwse theologen die al probeerden rede en openbaring onder één noemer te brengen.
Het lezen van Praamsma’s meesterwerk scherpt bovendien de blik in het onderscheiden tussen hoofd- en bijzaken. Dat voorkomt verspilling van tijd en energie met discussies op de vierkante millimeter, terwijl ook in de gereformeerde gezindte een groeiend deel van de kerkgangers het nieuwe Bijbellezen omarmt. Inclusief de aanvaarding van het theïstisch evolutionisme met bijbehorende aanhangsels.
Kennisname van de kerkgeschiedenis bewaart ook voor al te gedetailleerde beschrijvingen van de weg waarin God Zijn ware volk leidt. Daarmee vallen tal van groten in de kerkgeschiedenis af. Hun bekering en verdere levensweg voldoen vaak niet aan het opgestelde schema.
De belangrijkste reden waarom elke Nederlandse christen geregeld Praamsma’s werk zou moeten lezen, is de gewenste oefening in bescheidenheid. De zwerftocht door het landschap van de kerkgeschiedenis, vanaf de christenen in de catacomben tot vervolgde gelovigen in China, doet beseffen dat het eigen kerkverband niet meer is dan een steentje in het Godsgebouw. En dat we zelf niet meer zijn dan een stofje in de kerkhistorie. Met weinig reden voor grote woorden, gezien de verburgerlijking die de welvaart heeft teweeggebracht in westerse kerken. Die van gereformeerde signatuur niet uitgezonderd.
De persoon van Antonius riep bij mij ook deze keer weer vervreemding op, ondanks Praamsma’s sympathieke beschrijving van deze zonderling in Gods huisgezin. Tegelijk hield hij me een spiegel voor. Temeer omdat Athanasius, de kampioen van de orthodoxie, deze excentrieke woestijnheilige met een lovende levensbeschrijving eerde. Gods kerk is breder dan we doorgaans denken. Ook dat heb ik nu weer scherper. Met dank aan wijlen dr. Louis Praamsma.