Overleven als christen in Azië
Op een conferentie met deelnemers uit alle delen van Azië wordt duidelijk hoe moeilijk het voor velen van hen is in eigen land als christen te leven. Een juffrouw uit Pakistan mag op haar school in liederen de naam ”Jezus” niet zingen. Voor haar en vele anderen is de Iapche-conferentie in Madras een oase in de woestijn van onderdrukking en achterstelling.
Een Pakistaanse afgevaardigde nodigt ons uit naar haar land te gaan en over de christenen dáár te schrijven. „Het is daar veel moeilijker dan in India”, zegt ze. Ze is blij dat ze de naam van Jezus in de liederen tijdens de conferentie openlijk mag zingen. Ze is directrice op een school. In haar eigen land is het verboden om openlijk over Jezus te zingen. „We mogen de naam van God wel gebruiken, omdat de islam die ook gebruikt, maar de naam van Jezus is strikt verboden.”
Het is typerend voor haar moed dat ze toch niet over Hem zwijgt in de bestuursvergaderingen op haar school.
Ze is pessimistisch over de overdracht van normen en waarden in de Pakistaanse samenleving. „De meeste Pakistanen willen zo snel mogelijk rijk worden. Bedrog, corruptie en afkeer van sociale en familiewaarden zijn typerend geworden voor ons volk.”
Ds. Sudhir Halder, leider van een bijbelschool in Bangladesh, vertelt dat christenen het „erg zwaar” hebben in zijn land. Bijna 90 procent van de bevolking behoort tot de islam en de meeste moslims zijn vrij fanatiek. „Kinderen hebben het moeilijk op school omdat zij christen zijn. Het Evangelie mag wel gepreekt worden, maar alleen binnen de muren van de kerk.”
Toch wil hij zo snel mogelijk weer terug naar zijn geboorteland. „Daar is mijn familie en daar heb ik mijn werk”, zegt hij dankbaar.
Zeker in Nepal is het christendom een minderheid. Ds. Nima Raj Ghising leidt een bijbelschool in de Nepalese hoofdstad Kathmandu. Op de vraag hoeveel christenen er in zijn land leven, zegt hij plechtig: „Nul komma nul vijf procent. Nepal is het enige hindoekoninkrijk ter wereld. Van de bevolking is 80 procent hindoe, van wie de meesten ook nog eens fundamentalistisch zijn. De positie van de christenen wordt de laatste tijd extra bemoeilijkt door de burgeroorlog die er woedt tussen het regeringsleger en de maoïstische rebellen, die meer dan 80 procent van het land in handen hebben.”
De specifieke moeilijkheden van christenen in Nepal hebben volgens hem te maken met het feit dat het hindoeïsme een staatsreligie is. „De regering erkent christenen niet als haar burgers. Zij geeft ook geen erkenning aan christelijke organisaties. Mijn eigen bijbelschool is daarom ook illegaal.”
Soms zijn er arrestaties van christenen, die dan weer snel vrijgelaten worden. De oorzaak? „Ze verwijten ons dat wij andere mensen willen bekeren. Bekering is de belangrijkste oorzaak van de vervolging, maar er zijn ergere zaken waarvan je beschuldigd kunt worden”, zo voegt hij er lachend aan toe.
Opvallend is de missionaire gedrevenheid van de afgevaardigden. Kerkplanting, het stichten van bijbelscholen en het opleiden van evangelisten behoren tot de belangrijkste prioriteiten van veel aanwezige afgevaardigden.
Dr. David S. Kim uit de Filippijnen is zo iemand. In zijn land zijn christenen niet in de minderheid, maar is 80 procent rooms-katholiek en 10 procent protestants.
Dr. Kim behoort tot de Chinese minderheid op de Filippijnen en is actief als leider van de Aziatische School voor Transculturele Studies en van het Aziatische Centrum voor Engelse Studies. „Dat is het voordeel van de kolonisering van de Filippijnen door Amerika. We spreken nu allen goed Engels. Het doel van onze organisatie is om tot 2010 10.000 Engelse docenten op te leiden die uitgezonden kunnen worden naar China.”
Hij verwacht dat de ondergrondse kerk, waartoe hij behoorde, het grote middel zal zijn om in heel China het Evangelie te brengen.
Als hij hoort dat het boek van broeder Yun (”De hemelse man”) erg populair is in Nederland, is hij daar verheugd over. De kritiek op Yun relativeert hij. „Yun is een eenvoudige en ongeletterde man, geen theologische professor. De wonderverhalen die hij vertelt, komen vaak voor in China.
We moeten ook met deze conferentie in Madras uitkijken dat door het christelijk hoger onderwijs een groep van elitairen ontstaat die het allemaal heel goed weet. Jezus gebruikte ongeletterde vissersmensen om de boodschap door te geven. Arme evangelicalen zijn in Azië de beste verbreiders van de goede boodschap.”
In Japan is het christendom ook een duidelijke minderheid. Volgens prof. Hisakazu Inagaki van de christelijke universiteit van Tokio hebben de christenen nog steeds te lijden van het heersende shintoïsme.
Maar samen met zijn collega prof. Mieko Higashinaka heeft hij ook kritiek op het dualistische leven van christenen in deze hoogontwikkelde samenleving. Prof. Higashinaka: „Japanse christenen hebben een eng perspectief op het christelijk geloof. Zij perken het christendom in tot de institutionele kerk en tot de zondag. Ze zien de kerk als een heilige kerk en zondag als een heilige dag, maar business, de geldmarkt en de academische wereld zijn seculiere sferen. Voor de meesten van hen werkt het geloof niet effectief door in hun doordeweekse bezigheden. De kerk is druk bezig met evangeliseren en het vergroten van het ledenbestand, maar invloed op de samenleving heeft ze niet.”
Prof. Inagaki onderstreept daarom het belang van een publieke religie. „Christendom in Azië neigt sterk naar een private religie. De traditionele volksreligies zijn staatsreligies geworden, zoals het shintoïsme in Japan, het hindoeïsme in India, de islam in Indonesië, het boeddhisme in Thailand enzovoorts. Het christendom moet vanuit de private sfeer naar de publieke sfeer komen en de bestaande staatsreligies moeten hun bevoorrechte positie verliezen en een autonome status krijgen. De staat moet alle godsdiensten een gelijke status geven.”
Typerend voor de conferentie is de gevoelde spanning tussen enerzijds de noodzakelijke hulp van westerse technologie en anderzijds het daardoor ontstane verlies van traditionele familiewaarden in Azië.
Dr. K. Rajaretnam (India) noemt deze laatste waarden fundamenteel voor de identiteit van India. „Kapitalisme is geen christelijke waarde”, zegt hij stellig. „We hebben nu een nieuw woord voor kapitalisme gekregen: globalisering. Vroeger had je de koloniale rijken, nu heb je de markten die verafgood worden. We hebben echter niet alleen markten nodig om winsten te bereiken, maar juist ook ethiek om sociale gerechtigheid te bewerken. Zonder de traditionele familiewaarden gaat ons land ten onder. Er leven hier 1 miljard mensen die voor een groot deel moeten strijden om te overleven, terwijl de regering druk bezig is haar nucleaire programma uit te bouwen.”
De tegenstelling tussen arm en rijk is voelbaar in de Indiase samenleving. Naast de puissant rijken die met hun Mercedessen door de straten van Madras rijden, lopen bedelaars en krom gewerkte oude vrouwen en mannen op blote voeten. Vlak naast het luxe hotel waar de conferentie gehouden wordt, staan enkele hutten waar gezinnen zonder stromend water en elektriciteit leven. Een groter contrast is bijna niet denkbaar. De strijd tegen armoede en tweedeling, waar de conferentie ook de nadruk op legt, is in India nog lang niet beëindigd.