Meditatie: Lijdenstijd
Mattheüs 26:2
„Gij weet dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden om gekruisigd te worden.”
Jezus had het oordeel uitgesproken over Jeruzalem, dat het een moordenaarskuil was, en het volk de verwoesting van die stad aangekondigd. Daarna had Hij het Koninkrijk der hemelen vergeleken met tien maagden en ook met toevertrouwde ponden. En eindelijk had hij aan allen die zich niets aanmatigden en barmhartigheid deden, beloofd dat Hij eenmaal tot hen zeggen zou: „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.”
De Heere had gesproken wat er te spreken was. Het getuigenis was afgelegd. De dood des Heeren moest nu volgen. Jezus sprak ook tot Zijn discipelen: Gij weet dat na twee dagen het pascha is. Dit konden de discipelen evenals iedere Jood zeer goed weten. Het was op een dinsdag dat de Heere hun dit zei, en donderdags na de middag begonnen de Joden het Paaslam te eten. Zo heeft ook de Heere, evenals de overige Joden, het Paaslam gegeten. Elke huisvader kocht zulk een lam van de priester, en liet het in het voorhof des tempels slachten. Ook werd het bloed van zo’n lam aldaar aan het altaar uitgegoten.
Het woord pascha dat wij hier lezen, moeten wij nimmer in betrekking brengen met de dag der opstanding, ons Paasfeest, daar de dag door ons Goede Vrijdag genoemd de paasdag der Joden is. In het Hebreeuws heet het pesach.
Dr. H.F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Lijdenspreken”, 1847)