Overheid moet voorkomen dat banken onbeperkt geld scheppen
Om een nieuwe kredietcrisis te verhoeden, moet de overheid controle houden op de banken. Daarnaast moet het belang van contant geld erkend worden.
De economische crisis komt voor uit het feit dat onze economie jarenlang aan de beademing is gehouden. Economische groei moest en zou plaatsvinden, desnoods kunstmatig en gestimuleerd door de banken. Door deze benadering ging men het oeroude ritme van groei en achteruitgang doorbreken, wat ellendige gevolgen met zich meebracht. Naar aanleiding van een in 2022 verschenen rapport over geld en schuld van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) werd overmatige geldschepping als een reden voor de economische crisis genoemd. Dat leidt tot de vraag hoe geld nu wordt gecreëerd en wie de schuldige is.
Het basisprincipe is eenvoudig. Hoe meer geld er in een land (of unie) is, hoe minder het waard is (inflatie). En als de euro’s minder waard worden, gaan de prijzen natuurlijk stijgen. Na de Tweede Wereldoorlog werd giraal (digitaal) geld steeds populairder. Dit heeft ervoor gezorgd dat banken amper meer geld ”bijdrukken”; ze ‘creëren’ het gewoon op de computer.
Niet alleen de Europese Centrale Bank (ECB) drukt geld. Commerciële banken doen dat ook, bijvoorbeeld bij het verstrekken van leningen aan klanten of bedrijven.
Stel dat u een hypothecaire lening van 300.000 euro aanvraagt voor de financiering van een huis. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, creëert de bank dan 300.000 euro op uw rekening, tegen een denkbeeldige schuld van 300.000 euro op de eigen balans, dus zonder hiervoor spaargeld van andere cliënten te gebruiken. Dit is immers onmogelijk, omdat we in Nederland meer schulden dan bezittingen hebben (bron: rapport ING, Financiële raad). In theorie kunnen banken dus gewoon onbeperkt leningen verstrekken. Gelukkig hebben we daar in Nederland enkele regels voor. De bank moet bijvoorbeeld een gedeelte van zijn vermogen ”in kas” hebben en aan enkele wettige eisen voldoen.
Kredietcrisis
De intentie van deze regels is goed; ze zorgen ervoor dat de banken niet onbeperkt hun gang kunnen gaan. Maar wie controleert de naleving van deze regels eigenlijk? De ECB. Die houdt echter helemaal niet van controle. En volgens de ING „kunnen banken prima zelf een inschatting maken van de risico’s van geldschepping” (bron: rapport ING, Financiële raad). Hier is dus het principe van ”de slager keurt zijn eigen vlees” van toepassing, terwijl de beslissingen van commerciële (op winst gerichte!) banken enorme maatschappelijke gevolgen kunnen hebben.
Wanneer iemand zijn of haar lening niet aan de bank kan terugbetalen, heeft de bank een probleem op zijn balans. Bij kleine bedragen is dit niet ernstig, maar wanneer een bank veel risicovolle leningen uitgeeft, kan dat grote gevolgen hebben. Als klanten massaal hun leningen niet kunnen voldoen, valt zo’n bank om. En omdat de banken ook leningen en aandelen onderling verdelen, is de kans groot dat het hele stelsel omvalt. Dit zagen we gebeuren tijdens de wereldwijde kredietcrisis van 2008-2010 begon. Twee grote hypotheekbanken in Amerika stonden toen op het randje van faillissement wegens wanbetalingen van hun klanten. Dit had ook gevolgen voor de banken in Nederland.
En wie kan dan de door de banken gecreëerde puinhoop opruimen? De overheid, waaraan wij belasting betalen. Ondertussen hebben rijke bankiers zichzelf tijdens hun ”bestuursperiode” nog rijker gemaakt met lucratieve bonussen en optieregelingen.
Veiligheid
Daarom is het noodzakelijk dat de overheid, en niet de ECB, rechtstreek controle uitoefent op de banken. Ten tweede dient het belang van contant geld erkend te worden. Contant geld staat, anders dan veel politici zeggen, niet in dienst van witwassers, maar van de vrijheid en veiligheid van betalen. We hebben eeuwenlang betaald met munten en biljetten. Waarom dan nu ineens overschakelen naar een digitaal systeem waarbij we de waarde van geld verliezen?
De auteur is onderzoeker en analist.