Snel compenseren Groningers beter dan aftreden Rutte IV
Moet Rutte IV aftreden vanwege het aardgasrapport? De Groningers schieten daar in elk geval weinig mee op.
De kritiek die premier Rutte moet incasseren sinds de presentatie van het eindrapport van de Groninger gasenquête afgelopen vrijdag is niet mals. Vrijwel meteen kreeg hij al voor de voeten geworpen dat hij en zijn ministersploeg het beste meteen konden aftreden.
En eerlijk is eerlijk, voor een dergelijke gedachtegang biedt het vuistdikke, vijfdelige document zeker aanknopingspunten. Rutte nam een paar keer poolshoogte in het rampgebied, deed beloftes, maakte excuses en hevelde de besluitvorming vervolgens soepeltjes over naar de ministerraad.
Het optreden van dat gremium kenmerkte zich vervolgens door een overdosis halfslachtigheid. Zo wilde PvdA-minister van Financiën Dijsselbloem in 2014 niet dat de gaswinning zou worden verlaagd tot een niveau van 40 miljard kuub; 42,5 miljard was echt beter voor de staatskas. En toen VVD-minister Wiebes in 2018 de gaskraan wilde dichtdraaien, moest hij wisselgeld op tafel leggen. Het tempo van de versterkingsoperatie moest worden teruggeschroefd. Dat honderden huishoudens daardoor opnieuw in grote onzekerheid werden gebracht, deed er even niet toe.
Eigenlijk ging het al zo in 1981 bij de formatie van het kabinet-Van Agt II. De onderhandelaars kwamen toen enkele miljarden tekort om de zaak rond te krijgen. De oplossing: Groningen! Oftewel, iets meer aardgasbaten verhandelen en daar was het regeerakkoord.
Groningen, zo kan al met al worden geconcludeerd, was jarenlang de nationale melkkoe; en het uit de penarie helpen van de gedupeerde inwoners lijkt ook voor Rutte geen topprioriteit te hebben gehad.
Systeemfalen
Tegelijk heeft de snelle roep om aftreden, die her en der ook in de Tweede Kamer klinkt, iets ongemakkelijks, iets onbevredigends. Niet voor niets nemen de auteurs van het rapport de term systeemfalen in de mond. Zo’n begrip omvat veel. Topambtenaren met een veel te royaal mandaat om te manoeuvreren binnen de publiek-private samenwerking tussen de staat en de gaswinningsbedrijven. Ministers die te weinig informatie kregen aangereikt. Wetenschappelijke instituten, zoals het KNMI, die de casus-Groningen onzorgvuldig bestudeerden. Én, zo zou daar nog aan kunnen worden toegevoegd, een Tweede Kamer die evengoed onmachtig was.
In de persoon van het moedige SP-Kamerlid Sandra Beckerman hadden en hebben de Groningers in de volksvertegenwoordiging immers al jaren een prima spreekbuis. Maar haar alarmkreten maakten niet los wat ze hadden moeten losmaken: urgentiebesef.
Als het systeem heeft gefaald is het anders inrichten daarvan de enige remedie om herhaling te voorkomen. De grote vraag is dan wel: hoe? Uitgerekend dat zou voor de Tweede Kamer een prima vraag zijn om in een debat aan Rutte voor te leggen. VVD, D66, GroenLinks, PvdA; in campagnetijd spreken ze allemaal graag van stelselherzieningen en systeemwijzigingen. Maar na de formatie eist de hectiek (om niet te zeggen: de waan) van de dag vaak weer al hun aandacht op.
Belofte Rutte III
Zo ging het ook na de beëdiging van Rutte III. „De impact van de aardbevingen in Groningen is enorm. Alle facetten daarvan blijven hoog op de agenda”, ronkte het coalitieakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie in 2017. Én: „Herstel en versterking van woningen, gebouwen, monumenten en infrastructuur moet centraal staan; niet de discussie over de verantwoordelijkheidsverdelingen.” Die belofte heeft Rutte IV nog niet ingelost: de invloed van de NAM op de versterkingsoperatie is nog altijd groot.
Er is dus werk aan de winkel, voor kabinet én Kamer. Aftreden of het kabinet wegsturen, staat echter garant voor tijdverlies. Het opvolgen van het advies van Jan Wigboldus van het Groninger gasberaad lijkt dan ook de beste optie voor alle partijen: Geef het kabinet de kans de Groningers te compenseren.
En dan niet karig, maar royaal.