Slachtoffers aardbeving hebben ook straks nog alle aandacht nodig
Vrijwel iedereen heeft de dramatische beelden van de verwoestende aardbevingen in Turkije en Syrië nog scherp op het netvlies. In veel kerken is afgelopen zondag gecollecteerd voor noodhulp aan de getroffen bevolking.
Er zijn in tal van landen grote inzamelingsacties gehouden. En volgende maand organiseert de Europese Commissie een internationale donorconferentie in Brussel, waarbij de hele wereld welkom is.
En toch, twee weken na de ramp is de aandacht alweer zichtbaar weggeëbd. Want zo gaat dat met dit soort gebeurtenissen. Het bezoek van de Amerikaanse president Joe Biden aan Kiev, de polsfractuur van prinses Beatrix en de problemen van starters op de woningmarkt eisen de krantenkoppen op. Berichten over het immense dodental, dat de 45.000 inmiddels is gepasseerd, zijn naar de achtergrond gedrongen. Een enorme naschok van 6.4 op maandagavond haalt nog wel het nieuws.
Zo gaat dat. En intussen rouwen de nabestaanden om het verlies van hun geliefden. Of houden mensen stilletjes hoop dat vermisten nog levend worden gevonden. Want je weet maar nooit, na de verhalen over wonderbaarlijke reddingen van mensen die bijna twee weken onder de brokstukken hadden gelegen. Intussen proberen de honderdduizenden daklozen, die hun hele bestaan in puin zagen vallen, zich zo goed en zo kwaad mogelijk te redden. En werken hulpverleners met man en macht om de nood te lenigen.
Nu is het geleidelijk verdwijnen van de media-aandacht het ergste niet. Er zijn andere kantelpunten in de nasleep van een ramp die ingrijpender zijn. Zoals het omschakelen van een reddingsoperatie naar een bergingsoperatie, wat de Turkse overheid dit weekeinde aankondigde. Daarmee wordt officieel te kennen gegeven dat de kans op het vinden van overlevenden vrijwel nihil is. Met alle psychologische gevolgen voor de nabestaanden van dien.
En binnen afzienbare tijd zal de periode van noodhulp overgaan in de fase van structurele bijstand en wederopbouw van de getroffen gebieden. Dat is enerzijds positief, omdat het ook een impuls aan de bevolking kan geven om de schouders er weer onder te zetten. Aan de andere kant heeft de geschiedenis in Turkije geleerd dat men al snel in oude patronen van ondeugdelijke bouw en corruptie vervalt.
Om nog maar niet te spreken over Syrië, waar het zeer de vraag is of er iets van de grond komt. De brokstukken van de aardbeving zijn boven op de puinhopen van de oorlog terechtgekomen. Het verlenen van noodhulp is daardoor al lastig genoeg, laat staan dat er straks van wederopbouw sprake kan zijn.
Reden te over om over een aantal maanden nog eens te zien hoe het met de zwaar getroffen bevolking in het rampgebied gesteld is. Dat vergeten we maar al te vaak – de media voorop. Terwijl voor veel mensen de ellende dan pas echt begint, als de internationale hulpverlening naar een andere calamiteit is gedirigeerd. Want zo gaat dat.