Jojanneke Baas werkt als burger bij defensie: „Op de kazerne vallen kerkmuren weg”
Goed, ze heeft weleens een schietoefening gedaan in een simulatieruimte, maar verder werkt Jojanneke Baas (33) gewoon als burger bij defensie in een administratieve functie. Tussen de bedrijven door is er soms tijd voor een goed gesprek over het christelijk geloof. „Het is een spiegel om buiten de refobubbel te kijken.”
Ze komt op de fiets naar de toegangspoort gereden. „Het is hier nogal een doolhof. We gaan die kant op, daar kun je parkeren.” Op het grote terrein van de Trip van Zoudtlandt Kazerne in Breda zijn onder andere een paar onderdelen van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) gevestigd. Baas werkt er als managementassistent voor de directeur, een kolonel. Hij zit op dit moment in het buitenland, dus Jojanneke heeft het rijk alleen. Haar werkplek oogt warm en gezellig. Op een zijtafel staat een grote maquette van een huisje („zoiets bouw ik graag in mijn vrije tijd”), er hangen foto’s aan de muur en naast haar bureau trekt een model van de F-16 de aandacht. „Dat is mijn luchtmachthoekje.”
De managementassistent wil dat haar kantoor gastvrij is. „Mensen die hier binnenkomen, maken een afspraak met de hoogste militair van deze afdeling. Ik wil niet dat ze een drempel ervaren, dus ik heb lekker wat dingen neergezet om over te babbelen.”
Jojanneke werkt inmiddels bijna vier en een half jaar voor defensie; eerst op de Vliegbasis Woensdrecht en nu op de kazerne in Breda. Ze heeft al heel wat meegemaakt; tijdens het gesprek vliegen anekdotes over koffiedrinken met de beveiligers van een ambassadeur, een rondleiding door een hangaar met koninklijke vliegtuigen en conversaties met Japanse militairen over tafel.
Een verrassende carrièrekeuze voor iemand die de studie sociaal pedagogisch werk heeft gevolgd.
„Ik ontdekte in het tweede jaar dat die opleiding niks voor mij was, maar ik heb haar wel netjes afgemaakt, want een diploma kan nooit kwaad. Tijdens mijn laatste stage in een bejaardentehuis was ik op een gegeven moment verantwoordelijk voor bijna elke club in het huis, van de bingo tot de zang. Dat vond ik leuker dan zorg verlenen. Niet gek eigenlijk; als kind hield ik er al van om dingen te regelen.”
In wat voor gezin ben je opgegroeid?
„In een gezellige familie. Ik ben de jongste thuis; ik heb drie broers en een zus. Toen ik in de puberteit kwam, ging mijn zus al op kamers, dus ik ben vooral opgegroeid met drie oudere broers. Dankzij hen weet ik veel over auto’s en klussen in huis.
Ik ben trouwens geboren en getogen in het Zeeuwse, maar mijn ouders komen uit Lisserbroek. Ik heb dus niks met de Zeeuwse cultuur en het accent. Als ik Zeeuws probeer te praten, is het geen gehoor.”
Na je opleiding heb veel verschillende functies gehad. Hoe ben je bij defensie terechtgekomen?
„Ik ben best wel zoekende geweest. Na mijn opleiding wist ik alleen dat ik niet in de zorg wilde werken. Via het bedrijf waar mijn vader werkte ben ik toen promotiewerk gaan doen voor verschillende producten. Ik reisde heel het land door, dan stond ik met producten in een Intratuin, dan moest ik weer ergens naar een Mediamarkt. Ik heb zelfs nog een tijdje hondenvoer gepromoot; dan sprak ik buiten mensen aan die een hond hadden. Ideaal voor je sociale vaardigheden; ik kan nu altijd en overal een praatje maken met mensen.
Toen kwam ik bij een keukenshowroom terecht. Maar na zes jaar vond ik het tijd voor iets met meer carrièreperspectief, dus ik solliciteerde op een functie als planner bij defensie. Dat werd ’m niet, maar ik vroeg wel of ze me in het systeem wilden laten staan, want het leek me een geweldige werkomgeving. Een paar maanden later werd ik gebeld.”
Wat deed je bij de vliegbasis?
„Ik werkte als managementassistent voor de commodore, een opperofficier bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij was commandant van het logistiek centrum Woensdrecht en directeur van de materiële instandhouding. Ik heb de meest bijzondere dingen meegemaakt op die basis. Je zag alle vliegtuigen van dichtbij: de F-16, Chinookhelikopters, Apachegevechtshelikopters… Er kwamen veel hooggeplaatste personen voorbij, van ambassadeurs tot mensen uit de top van de NATO. Ik zal nooit vergeten dat we met een aantal collega’s de opening van een nieuwe F-135-motorenhal (motor voor de F-35, AdB) moesten organiseren. We hadden een bus geregeld voor alle hoogwaardigheidsbekleders, maar die bus bleek het parkeerterrein niet op te kunnen en het goot van de regen. Dan schiet je volledig in paniek, want die mensen kunnen niet natregenen. Uiteindelijk hebben we ze stuk voor stuk gezellig onder de paraplu opgehaald. Beetje keuvelen en net doen of het onderdeel is van je plan. Dat is de kunst als managementassistent; je moet kunnen improviseren, zonder dat iemand doorheeft dat het eigenlijk mis is gegaan.”
Sinds 2021 werk je op de kazerne in Breda.
„Nu zit ik bij de Dosco, de defensie ondersteunende commando’s. Ik werk voor het Instituut Defensie Leergangen (IDL), een onderdeel dat de opleidingen van officieren en onderofficieren verzorgt. Ja, alles wordt hier afgekort, ik ken nog steeds lang niet alles uit mijn hoofd.
Als managementassistent van de kolonel beheer ik zijn agenda, ondersteun ik het management en vergader ik wekelijks met zijn onderofficier en de stafadjudant over de gang van zaken bij het IDL. Verder ben ik breed inzetbaar over de afdelingen; ik val overal in en help mee met het organiseren van bijeenkomsten, diploma-uitreikingen en recepties. En ik houd contact met collega’s buiten deze kazerne, zodat ik meer leer over de andere onderdelen van defensie. Op Texel zit bijvoorbeeld een kazerne van het korps mariniers; daar ga ik weleens flexwerken. Plak ik er een paar dagen vakantie achteraan, ideaal.”
Spiegel
Wie met Jojanneke in gesprek is, hoeft niet bang te zijn voor pauzes. In hoog tempo vliegt het ene na het andere voorbeeld over tafel. „Sorry hoor, ik ben een spraakwaterval.” Halverwege wordt het toch even stil; tijd om naar haar huis te rijden en het gesprek daar voort te zetten.
In huize Baas in het Zeeuwse Kapelle wordt ze enthousiast begroet door hond Fleur. Liefkozend: „Een draak van een beest. Ze is net op training geweest, dus nu springt ze niet meer tegen bezoekers op.”
Terwijl haar moeder koffiezet –Jojanneke woont nog thuis– wijst ze naar een rij kaarten die door de woonkamer hangt. „Mijn moeder en ik schrijven kaarten naar militairen die op uitzending zijn. Daar zitten veel reacties tussen.” Lachend: „We zijn bijna een militair gezin.”
Krijg je weleens verbaasde reacties als je aangeeft dat je bij defensie zit?
„Ja. Ik heb ooit eens met een jongen gedatet die zei dat hij voor me ging bidden, want hij vond het niet kunnen dat ik bij defensie werkte. Toen zat ik wel even te kijken…
Sommige mensen hebben sowieso vreemde vooroordelen; ze denken dat het een onbeschofte mannenwereld is waar veel wordt gevloekt en gedronken. Het tegenovergestelde is waar; ik ervaar het juist als een warm bad waar veel aan elkaar wordt gedacht.
Anderen vinden het verwarrend dat ik geen uniform draag, maar ik werk als burger bij defensie. Al heb ik wel wat militaire basisvaardigheden geleerd; zo ben ik bhv’er en heb ik een schietoefening meegemaakt. In een simulatieruimte hoor.”
Hoe is het om als reformatorische christen in zo’n omgeving te werken?
„Iedereen is respectvol. Als er een keer wordt gevloekt en ik zeg daar wat van, dan wordt er vol begrip op gereageerd. Het valt mij wel op dat er weinig kennis is over wat het christelijk geloof inhoudt. Als ik bijvoorbeeld vrij moet vragen voor biddag, heeft niemand enig idee wat dat betekent. Voor mij een mooie opening om iets uit te leggen.
Het is niet zo dat ik op het werk voortdurend loop te preken, dat is niet de bedoeling. Maar soms komt het op een praktische manier ter sprake, en dan ontstaat er een goed gesprek.
Juist ook door uiterlijke kenmerken weten mensen dat ik gelovig ben. Zo valt het op dat ik bid voor mijn eten en altijd een rokje draag. Daar krijg ik dan een vraag over, en ook dat is een mooie ingang om het gesprek aan te gaan over het geloof. Voor een bhv-training had ik trouwens een keer een broek aangetrokken, en toen liep de halve gang uit om dat te bestuderen… Daar kan ik dan weer om lachen.
Je krijgt soms ook moeilijke vragen. Zo kwam er een keer een collega naar mij toe die worstelde met de vraag waarom haar moeder zo jong was overleden. Ze vroeg waarom God dat toeliet. Dan probeer ik zo goed en kwaad als dat gaat een antwoord te geven. In dit geval heb ik iets over Ruth verteld. Die verloor ook veel in haar leven en had ook veel vragen, maar uiteindelijk heeft de Heere toch voor haar gezorgd.
We hebben trouwens ook geestelijke verzorging bij defensie. Ik heb goed contact met een aantal predikanten; als gelovigen zoek je elkaar toch op. Met hen heb ik fijne en waardevolle gesprekken, waar ik ook mijn eigen vragen kan uiten over wat ik moeilijk vind in het leven. We komen soms uit heel verschillende kerken, maar als we samen uit de Bijbel lezen en bidden, vallen alle kerkmuren weg. Dat vind ik heel waardevol en leerzaam.”
Is het ook een spiegel voor je, om buiten de reformatorische wereld te kijken?
„Ja, absoluut. Ik heb ook bij christelijke bedrijven gewerkt en het viel me op dat je daar veel meer over details praat, over dominees, en dat bepaalde meningen in de weegschaal worden gelegd. Bij een seculier bedrijf heb je het sneller over de kernvragen: Wie is God? Wat betekent het geloof voor jou? Best een spiegel.
Kijk, de refowereld is natuurlijk ook echt een bubbel. Daar is op zich niks mis mee, maar we hebben ook de opdracht gekregen een lichtend licht te zijn. En als je in een christelijk dorp woont, je gaat naar een christelijke school, naar een christelijke kerk, en je hebt een christelijke werkgever, dan is het soms lastiger om iets uit te dragen. Ik zie mijn plek bij defensie ook echt als Gods weg. Hopelijk wil de Heere mij gebruiken om iets uit te kunnen leggen over het geloof.”
Je woont bij je ouders thuis. Is dat een bewuste keuze?
„Ik heb inmiddels al meer dan veertig pogingen gedaan om iets voor mezelf te vinden. Voorheen kon ik nog geen huis kopen, nu kan dat financieel gezien op zich wel, maar is het heel lastig om iets te vinden als eenverdiener. Dus sta ik nu ingeschreven bij de woningbouw, ook met het oog op de toekomst. Gelukkig is de kans groot dat ik binnen nu en acht maanden een huurhuisje heb.
Ik ben mijn ouders heel dankbaar dat ik nog thuis kan wonen, en we hebben goede afspraken gemaakt, maar op een gegeven moment wil je toch een plekje voor jezelf.
Soms krijg ik een beledigende opmerking over het feit dat ik nog thuis woon. Alsof het uit gemakzucht zou zijn, of iets dergelijks. Ik probeer me er niets van aan te trekken en te vragen of zij soms nog een woningtip voor me hebben, maar toch kan zo’n opmerking best pijn doen.
Mensen kunnen sowieso onnadenkende dingen zeggen; ik ben single en ook daar heb ik al heel wat opmerkingen over gehoord.”
Heb je het dan over vooroordelen?
„Het is lastig uit te leggen, maar ik vermoed dat mensen niet altijd raad met je weten of je niet zo goed in een hokje kunnen plaatsen als je single bent. Je krijgt een soort meeleven dat ik niet helemaal kan plaatsen en soms ook een beetje benauwend vind. Ik vind het heel lief als iemand mij vraagt: Jij bent toch alleen, kom je eens een keer op de koffie? Toch voel ik me dan ook een beetje in een hoekje geduwd.
Kijk: ik heb al een tijdje geen relatie, ik heb in het verleden best wat meegemaakt op dit gebied en daar ook verdriet om gehad, maar het is ook niet zo dat ik nu hopeloos in een hoekje zit.
Ik heb een mooi leven, ik geniet van mijn werk en ik probeer veel nieuwe dingen te doen en kleur te geven aan mijn leven. Over het algemeen heb ik weinig last van alleen-zijn, alleen met de feestdagen komt het vaak naar boven. Dus ga ik dit jaar op zoek naar een maatschappelijke invulling van die dagen; misschien meehelpen bij een goededoelenorganisatie of een opvang.”
Wat wil je graag nog bereiken?
„Ik volg op dit moment een opleiding tot managementassistent niveau 4. Uiteindelijk wil ik graag iets in de communicatie of personeelszaken doen. Wel nog steeds bij defensie, want ik zit daar op mijn plek. Daarnaast wil ik dit jaar op de muziekschool mijn klarinetdiploma halen om in de toekomst hopelijk ook mee te kunnen werken aan concerten. Verder zou ik het heel fijn vinden om een eigen huisje te krijgen.
Ik wil mijn leven graag invulling geven zoals God dat van ons vraagt. Mijn lievelingspsalm is Psalm 77, die gaat heel mooi praktisch in op de waaroms van het leven. Maar boven alle vragen staat het vertrouwen op God. Aan het einde wordt gezegd: „Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en uw voetstappen werden niet bekend. Gij leidde Uw volk als een kudde, door de hand van Mozes en Aäron.”
Die woorden neem ik mee als leidraad voor mijn leven. Je hebt moeilijke momenten en hoopvolle periodes, maar door alles heen leidt de Heere je leven.”