EU-rapport wijt natuurramp Duits-Poolse rivier mede aan afvalwater
De massale vissterfte in de Duits-Poolse grensrivier de Oder afgelopen zomer is mede te wijten aan geloosd afvalwater. Dat maakte de rivier zouter, waardoor een giftige alg er kon gedijen en een ramp aanrichtte, concluderen EU-onderzoekers.
Polen en Duitsland wisselden na de dood van naar schatting 360 ton vis onvriendelijkheden uit en raakten het niet eens over een verklaring voor de fatale algengroei. Duitse onderzoekers wezen op de rol van zout afvalwater uit het buurland, terwijl Poolse collega’s vooral andere factoren aandroegen.
Onderzoekers van de Europese Commissie en het Europees Milieuagentschap komen nu tot de slotsom dat „het hoge zoutgehalte in de Oder op dat moment een sleutelrol speelde in de verspreiding” van de alg Prymnesium parvum, die van brakwater houdt. Dat komt „waarschijnlijk ten minste deels door lozingen van industrieel afvalwater van bijvoorbeeld mijnbouw”. Het rapport verwijst naar metingen van het zoutgehalte in een Pools kanaal dat in de Oder uitmondt.
Nu de brakwateralg een keer in de Oder heeft toegeslagen is de kans groot dat het nog eens gebeurt, waarschuwen de onderzoekers. En ook andere Europese landen moeten „dringend voorbereidingen treffen” om te voorkomen dat het ook hen overkomt. Vooral Spanje, Tsjechië en Italië moeten op hun hoede zijn.