Veel burgers onwennig met euro
Drie jaar na de invoering van de euro ondervinden nog steeds veel inwoners van de betrokken twaalf EU-landen problemen bij het gebruik van de eenheidsmunt. Als wordt gevraagd naar de voordelen van de omschakeling, valt op dat vooral Nederlanders sceptisch zijn.
Een en ander komt naar voren uit de donderdag gepubliceerde resultaten van een onderzoek. De peiling is afgelopen november verricht in opdracht van de Europese Commissie.
In het gebied dat behoort tot de monetaire unie geeft 52 procent van de bevolking aan inmiddels feilloos het gemeenschappelijke betaalmiddel te hanteren. Daarentegen zegt 16 procent juist grote moeilijkheden te ervaren. Bij dit laatste moet worden aangetekend dat dit een stijging betekent ten opzichte van een jaar eerder. Toen gaf van de ondervraagden 14 procent het genoemde antwoord. Verder houdt 33 procent het thans op enige moeite bij het omgaan met het nieuwe geld. Al met al dringt zich de conclusie op dat ongeveer de helft van de Europeanen (49 procent) nog altijd in meer of mindere mate onwennig is met de op 1 januari 2002 tot stand gebrachte wijziging in het alledaagse financiële verkeer.
In Nederland liggen wat dit aspect betreft de cijfers iets gunstiger dan gemiddeld. 59 procent hier heeft geen problemen, 28 procent heeft enige moeite en 12 procent heeft grote moeilijkheden, zo tonen de statistieken aan. Tegelijk echter ziet maar 39 procent van de Nederlanders een voordeel in de invoering van de euro. Bij de vorige enquête was dat 43 procent. In geen enkel ander land binnen de zone is dat percentage zo laag.
Mannen kunnen beter met de euro uit de voeten dan vrouwen. In het totaal van de twaalf EU-lidstaten kent 57 procent van de mannen geen problemen meer, tegen 45 procent van de vrouwen. De groep in de leeftijd tussen 15 en 24 jaar heeft zich het gemakkelijkst aangepast.
In Ierland (78 procent), Luxemburg (71 procent) en Griekenland (69 procent) wennen de burgers het best aan de euro. Ook België (67 procent), Portugal (eveneens 67 procent), Finland (64 procent) en Spanje (60 procent) scoren in dit opzicht beter dan Nederland (59 procent).
De bevindingen tonen verder aan dat de grote lidstaten op dit punt met de slechtste cijfers uit de bus komen. In Duitsland voelt maar 56 procent zich op zijn gemak bij de veranderingen in het betalingsverkeer. In Frankrijk geldt dat voor 42 procent en in Italië voor slechts 35 procent. In Italië is het percentage dat aangeeft grote moeilijkheden te ondervinden opgelopen van 29 procent in 2003 tot 35 procent in 2004.
Opvallend vaak blijven mensen bedragen omrekenen naar de oude en voor hen blijkbaar vertrouwde nationale valuta. Bij grote aankopen als huizen en auto’s doet 49 procent dat. Bij de dagelijkse boodschappen gaat het in dit verband om 25 procent. In ons land vertaalt tweederde bij uitzonderlijke uitgaven voor zichzelf de prijs in guldens.
Ruim 60 procent van de Europeanen is er voorstander van de muntjes van 1 en 2 eurocent uit de roulatie te nemen. Verder spreekt 29 procent er zich voor uit om die muntstukken te vervangen door briefjes.