„Gedane zaken nemen geen keer”
Wat doet een internationaal bedrijf na een volle laag bagger op de gevel en scheepsladingen kritiek vanwege zakelijke banden met een militaire junta? Weinig. IHC Caland-topman J. van Dooremalen: „Gedane zaken nemen geen keer.” En het bedrijfsimago dan? „Ik lig er niet wakker van.” Anderen wel.
De Schiedamse scheepsbouwer en offshorespecialist staat om de zoveel tijd volop in de publicitaire schijnwerpers vanwege een contract (in 1998 afgesloten via oliemaatschappij Premier Oil) met de autoriteiten in Myanmar, het vroegere Birma.
Het gaat om een drijvend opslagsysteem dat wordt gebruikt voor de ontwikkeling van het Yetagun-gasveld, een paar honderd kilometer voor de kust van Birma. Op het eerste gezicht niets bijzonders, IHC Caland doet wereldwijd tal van dit soort klussen. Met succes. De pijn zit ’m in het militaire regime, dat het met de mensenrechten en de milieubelangen in Birma bepaald niet nauw neemt.
De internationale arbeidsorganisatie ILO publiceert in 1998 een rapport over grootschalige dwangarbeid in Birma. Doden, martelen en verkrachten van burgers is aan de orde van de dag, aldus diverse maatschappelijke organisaties.
Al in het begin van de jaren negentig roept Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi de internationale gemeenschap op om niet in Birma te investeren. Tot echte sancties wil het echter maar moeilijk komen. Wel verbieden de Verenigde Staten in april 1997 nieuwe investeringen in Birma en trekt Heineken zich in 1998 uit het land terug.
Het gewraakte contract van IHC Caland is drie jaar geleden afgesloten en heeft een looptijd van vijftien jaar. Op de storm van protest die toen opstak, reageert de toenmalige bestuursvoorzitter Bax nogal laconiek: „Investeren in Birma is niet verboden, dus mag het. Als het niet mag, moet het parlement dat aangeven. Daar hebben we een parlement voor.”
Minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken laat in 1999 weten dat de regering „handel met en investeringen in Birma op geen enkele wijze aanmoedigt, zolang mensenrechtenschendingen op de huidige schaal voortduren en de terugkeer naar de democratie wordt geblokkeerd.” Een jaar later doet zowel ABN Amro als het ABP zijn aandelen IHC Caland van de hand, al ontkent „dé” bank dat Birma daarvan de reden is. Nog geen twee weken geleden moest een lading bagger -uit de koker van Milieudefensie- het collectieve geweten dus nog maar eens opfrissen: IHC Caland hoort niet in Myanmar.
Het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen komt steeds hoger op de agenda te staan, zo merkt bestuursvoorzitter Van Dooremalen. Helemaal negeren kun je zoiets niet. „Naarmate investeerders kritischer worden, moet je meer op je tellen passen.” De oproep van staatssecretaris Ybema van Economische Zaken om geen nieuwe orders meer aan te nemen van het militaire regime, wordt daarom ter harte genomen.
Onder het bestaande contract kan IHC Caland volgens eigen zeggen niet uit. „Wij willen een betrouwbare partner zijn”, aldus de topman. De waarde van de order, zo’n 250 miljoen dollar, zou niet het grootste probleem zijn, wel de financiële claims die op contractbreuk zouden volgen.
Heeft u geen spijt van het aannemen van de opdracht in Birma?
„Nee, niet zoals de situatie toen lag. Wij zijn er destijds ingestapt op een moment dat de Nederlandse regering een neutraal standpunt innam. Dat standpunt is nu veranderd. Daarin gaan wij mee voor wat betreft nieuwe opdrachten. Maar gedane zaken nemen geen keer.”
Zou u persoonlijk niet alsnog weg willen uit Birma?
„Die vraag is academisch. Ik kán er niet weg.” Van Dooremalen wil het eigenlijk ook helemaal niet. „Zelfs als er handelssancties worden ingesteld tegen een land, is het nog nooit gebeurd dat die met terugwerkende kracht gelden.” Intern heeft de kwestie Birma volgens hem „niet erg veel discussie” opgeleverd. Wat IHC Caland betreft wordt het spel eerlijk gespeeld. „Onze mensen zijn vrijwillig bij ons in dienst, ze krijgen een goed salaris en ze zijn verzekerd. Wij proberen zo veel mogelijk lokaal personeel in te zetten om nog iets voor die mensen te kunnen doen. Persoonlijk vind ik het beter om ter plaatse de dialoog aan te gaan in plaats van ervoor te kiezen uit Birma weg te gaan.”
Het standpunt van IHC Caland kan nog steeds op weinig sympathie rekenen. Het Birma Centrum Nederland bijvoorbeeld wil maar één gebaar zien: „Vertrekken uit Myanmar en een eventuele financiële claim voor lief nemen.” Wellicht zal er nog meer bagger -letterlijk en figuurlijk- in stelling moeten worden gebracht om IHC Caland daartoe te bewegen.
Sterker nog, Van Dooremalen sluit niet uit dat er in de toekomst opnieuw contracten worden afgesloten met militaire regimes. „Wel met onze eigen gedragscode in de hand natuurlijk. Maar het kan niet zo zijn dat we geen deals sluiten met landen op het moment dat die niet het Nederlandse democratisch model hanteren.”