Minister Binnenlandse Zaken weerspreekt Erdogan over plunderingen
De Turkse minister van Binnenlandse Zaken, Suleyman Soylu, heeft uitspraken van president Recep Tayyip Erdogan over plunderingen gerelativeerd. Hij zegt dat er slechts één of twee incidenten zijn geweest sinds de verwoestende aardbevingen van maandag. Soylu suggereerde volgens de Turkse media dat plunderingen niet Turks zijn en vrijwel niet in het land voorkomen.
Erdogan had in een toespraak in het rampgebied in Gaziantep juist gezegd: „Op sommige plaatsen worden markten en winkelcentra geplunderd. De staat krijgt de kans om in deze situatie in te grijpen met de noodtoestand.” Hij verdedigde zo het uitroepen van de noodtoestand. In sociale media zijn er enkele beelden van kennelijke plunderingen vertoond, maar de omvang van het probleem is onduidelijk.
Het leidt tot heftige reacties op sociale media, net als de vermeende verantwoordelijkheid van onder anderen architecten en bouwondernemingen voor het volkomen instorten van panden. De minister van Justitie, Bekir Bozdag, heeft donderdag gezegd dat onderzoeken naar verwoeste constructies en de bouwers ervan zijn begonnen.
Met de noodtoestand krijgt de staat verregaande bevoegdheden en tal van elementaire grondrechten gelden niet. Zo kunnen particuliere eigendommen worden gevorderd en mensen verplicht worden werkzaamheden uit te voeren of zich elders te vestigen. Het parlement heeft in meerderheid donderdag de noodtoestand in de tien getroffen provincies voor een periode van drie maanden geformaliseerd. Het is onduidelijk of de beoogde verkiezingen in mei er door gevaar lopen. Volgens Turkse media is in de grondwet wel het vervroegen van verkiezingen mogelijk, maar uitstellen alleen mogelijk tijdens een oorlog.