Bijbel beklemtoont dat armoede onrecht is en om protest vraagt
Profeten in de Bijbel fulmineren tegen het uitbuiten en onderdrukken van de armen omdat dit in strijd is met Gods wetgeving en dus met de manier van leven van een bevrijd volk.
In het Oude Testament komen de belangrijkste woorden voor arm of armoede voor het eerst aan de orde in de wetgeving, met name in het zogenaamde Bondsboek (Exodus 20:22-23:33), dat een eerste uitwerking is van de Tien Woorden (Exodus 20:1-21).
Gods wetgeving biedt een opvallende bescherming aan de armen. Ze functioneert bovendien binnen het verbond: in Israël hebben de armen een bij voorbaat in het verbond gefundeerd recht. Bij voorbaat, omdat God zijn wetten gaf na de verbondssluiting bij Horeb. Toen het volk Israël nog arm was, maar rijk zou worden (het kreeg Kanaän in ‘bruikleen’: de bezitlozen werden bezitters), heeft God de armoede de pas af willen snijden (Exodus 22:20-26; 23:3, 6, 11). Armoede zou immers een terugkeer naar Egyptische toestanden hebben betekend. Het neergedrukt worden, het niet meetellen, het niet ten volle God kunnen dienen door de situatie waarin je verkeert, is een stap terug op de weg van de door God gegeven vrijheid.
Gods wetgeving biedt dan ook een geweldig perspectief: een wereld zonder armoede. Het verschil tussen dit perspectief en de dagelijkse praktijk zit in de realiteit van de zonde. De bittere aanwezigheid van armoede in Israël is te wijten aan het niet naleven van de geboden die Mozes het volk Israël voorhield.
Onderdrukking
Niet zonder betekenis is dat Gods Woord er weet van heeft dat er armoede door eigen schuld bestaat. Vooral in Spreuken wordt deze ”eigen schuld” getekend. Daartegenover staat de armoede buiten eigen schuld, door rampen of wetsovertreding van anderen. De aan deze armoede verbonden moeite wordt in Spreuken ook raak getekend.
Protesterende profeten fulmineren tegen het uitbuiten en onderdrukken van de armen, niet omdat God nu eenmaal de God van de armen is, maar omdat uitbuiting en onderdrukking in strijd zijn met Gods wetgeving en dus met de manier van leven van een bevrijd volk. De profeten komen op voor de verbondsrechten van de armen in naam van Hem die allen (ook de onderdrukkers en uitbuiters) in genade uit Egypte gehaald heeft. Zoals het openen van je hand voor de arme een ”reflex” is van Gods genade voor jou en de arme, zo is het sluiten van je hand voor de arme een bewijs dat je niets van Gods genade hebt begrepen.
In dit verband (armoede als gevolg van uitbuiting en onderdrukking) moet ook rijkdom genoemd worden. Rijkdom kan positief gewaardeerd worden als een geschenk en een zegen van God (Spreuken 10:22; Prediker 5:18; 6:2). Maar een van de oorzaken van de armoede die het Oude Testament noemt, is juist de rijkdom van hen die hun bezit op onrechtmatige wijze bij elkaar halen (Spreuken 28:8; Jeremia 17:11).
Gekneld en geknakt
De realiteit was vaak dat een arme, als de samenleving corrumpeerde, geen enkele mogelijkheid meer had om voor zijn verbondsrechten op te komen. Toch bleef er in zo’n uitzichtloze situatie een fundamenteel hulpmiddel over: bidden tot God, vragen om de openbaring van Gods gerechtigheid (de aangewezen weg van Exodus 22:26: „Als iemand van mijn volk die armoede lijdt, Mij om hulp smeekt, zal Ik naar hem luisteren, want Ik ben een genadige God”).
Daarbij doet zich het verschijnsel voor dat de tot God klagende en op Gods beloften pleitende arme een beeld geworden is van de zondaar in zijn ”ellendige” positie tegenover God (Psalm 35:10; 37:14; 40:18; 74:21; 86:1; 109:16, 22). De woorden ”ellendig en arm” werden een staande uitdrukking. De houding van de arme bleek uitstekend geschikt om de positie aan te geven van (meer in algemene zin) gekwelde en geknakte mensen die zich totaal op Gods hulp en barmhartigheid aangewezen wisten.
Tegelijk wordt hiermee duidelijk dat de in het Oude Testament voor arm of armoede gebruikte woorden méér (kunnen) betekenen dan alleen materiële armoede. Ze duiden vaak meer in het algemeen de maatschappelijk zwakke aan, iemand die er (hoe dan ook) ellendig aan toe is. Beide zaken gaan meestal hand in hand: de ”zwakken” in de samenleving zijn meestal niet alleen materieel arm, maar staan ook aan de rand van de samenleving.
Nieuwe wereld
Het Nieuwe Testament laat zien hoe God de verbondsrechten van de armen een definitief fundament heeft gegeven door het Middelaarswerk van Christus. Zijn bloed is Gods antwoord óók op het geroep naar de hemel van de armen die slachtoffers zijn van het geweld van de zonde.
Het kruis en de opstanding van Christus hebben de ”wereld zonder armen” dichterbij gebracht. Want Christus’ overwinning is de garantie voor de komst van Gods nieuwe wereld, waar geen armoede meer is (Openbaring 21:1-8). Deze komende realiteit is een fundamentele stimulans voor Christus’ gemeente om de armoede te bestrijden en geeft aan de armen binnen de gemeente een door Christus verdiend recht op diaconale zorg. Bovendien heeft deze liefdevolle aandacht voor de armen een sterke missionaire werking, zoals Handelingen laat zien (2:44-47; 4:32-35; 6:1-7).
Daarom spreekt het Nieuwe Testament over Christus die zelf arm geworden is en omziet naar de armen. En over de gemeente van Christus die ”naar buiten” sterk is omdat er ”van binnen” voor elkaar gezorgd wordt (Handelingen). Vandaar ook de zeer scherpe vermaningen tegen de rijken (Lukas 6:24; 18:24-25; Jakobus 5:1-6). Materiële rijkdom is op zichzelf niet verwerpelijk, maar heeft een sterk verslavende werking. Als je niet rijk bent in God, maar schatten voor jezelf verzamelt (Lukas 12:21), en als je niet bereid bent alles prijs te geven voor Christus (Lukas 9:23-26; 12:34; 14:25-26; 18:28-30), dan blokkeer je daarmee Gods genade in je eigen leven en het gemeenteleven (Jakobus 2:13, 15-16; 2 Korinthe 9:6-8).
Diaconale vuistregels
Op basis van dit overzicht formuleer ik drie diaconale vuistregels die voortvloeien uit wat de Bijbel zegt over armoede:
1. Armoede vraagt om verontwaardiging en protest, omdat de Bijbel duidelijk maakt dat armoede onrecht is. 2. God belooft een wereld zonder armen en armoede. Dat perspectief is stimulerend in de strijd tegen armoede in onze huidige wereld. 3. Wederkerigheid is een belangrijk diaconaal thema dat door de Bijbel wordt aangereikt. Enerzijds is het nodig om de menswaardigheid van mensen in nood en hun eigen mogelijkheden te benadrukken. Anderzijds wordt aan hulpgevers, aan kerken en aan de samenleving de kritische vraag gesteld: hoe komt het dat armoede en honger voorkomen? Heeft dat soms met mijn leefpatroon te maken?
De auteur was tot 2018 universitair docent praktische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht. Dit artikel is een verkorte weergave van zijn bijdrage aan het symposium ”Diaconie, hart van kerk en stad” (ter gelegenheid van Wim van Ree veertig jaar diaconaal consulent) op 3 februari in Zwolle.