Zorgleerling krijgt nog te weinig hulp
Basisscholen en scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) slagen er nog niet in om leerlingen met problemen de extra zorg te geven die zij nodig hebben. Ze hebben daar niet genoeg tijd en geld voor.
Dat stelt de Algemene Rekenkamer (ARK) in twee donderdag gepubliceerde rapporten over zogeheten zorgleerlingen in vmbo en basisonderwijs.
Voor het basisonderwijs is in 1998 het beleid ”Weer samen naar school” gestart. Dat heeft als doel het speciale onderwijs in het gewone basisonderwijs te integreren. Leerlingen die extra zorg nodig hebben, moeten zoveel mogelijk naar normale basisscholen. Het gaat dan om leerlingen met problemen die kunnen leiden tot een leerachterstand, zoals ADHD.
Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat er te weinig geld is voor dit beleid. Dat gaat er namelijk van uit dat 5 procent van de leerlingen extra zorg nodig heeft. Het blijkt in werkelijkheid echter om 20 procent van de leerlingen te gaan. Om toch aan de zorgvraag te kunnen voldoen, putten scholen uit andere geldbronnen, zoals geld voor klassenverkleining. Scholen geven volgens de rekenkamer verder aan dat ze meer personeel willen hebben om de noodzakelijke zorg te kunnen bieden.
Onduidelijk is wat er in het basisonderwijs precies wordt verstaan onder het begrip zorgleerling, luidt het rapport. Het is evenmin duidelijk wat de minister van Onderwijs bedoelt met het leveren van zorg op maat aan probleemleerlingen. De bewindsvrouw zou moeten aangeven wat ze van scholen verwacht op het gebied van zorgverlening. Minister Van der Hoeven wil scholen echter zelf de ruimte geven om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Op het vmbo is de situatie ook nog niet rooskleurig. In 1999 ging het vmbo van start met het doel zo veel mogelijk leerlingen, ook degenen met leerachterstanden of gedragsproblemen, de kans te geven een diploma te halen. De zorgleerlingen moesten zo min mogelijk naar het speciaal voortgezet onderwijs worden gestuurd.
De rekenkamer concludeert dat het vmbo-onderwijs voor veel zorgleerlingen te theoretisch is. Onbekend is echter hoeveel leerlingen daardoor vroegtijdig uitvallen. Er zou meer praktijkgericht onderwijs moeten komen in het vmbo, adviseert de rekenkamer. Verder zou de minister zich moeten bezinnen op de vraag of een diploma wel voor alle leerlingen haalbaar is. Van der Hoeven erkent dat probleem. Ze geeft aan dat er speciale opleidingstrajecten komen voor hen die geen diploma behalen.
Niet alle docenten blijken even vaardig in het begeleiden van zorgleerlingen. Er is bovendien vaak niet genoeg geld om aan alle leerlingen met problemen de benodigde zorg te kunnen bieden. De vmbo-scholen stellen zelf ook dat ze te weinig geld hebben om leerlingen met problemen de zorg te bieden die ze nodig hebben. Ze kunnen dat argument volgens de rekenkamer echter niet onderbouwen omdat ze slecht zicht hebben op de inzet van hun geld. Verder kunnen ze niet beoordelen of extra zorg nodig is, omdat een volgsysteem voor zorgleerlingen in het vmbo ontbreekt.