Vestigingsplaats NL dient alert te blijven
Premier Mark Rutte lijkt zich niet ongerust te maken. Ons vestigingsklimaat is ongelooflijk sterk, zei hij onlangs in een interview. We zijn, in zijn bewoordingen, een magneet voor bedrijven. Vanuit de bestuurskamers van de BV Nederland klinken echter andere geluiden. Werkgeversorganisatie VNO-NCW vraagt daar bij monde van voorzitter Ingrid Thijssen voortdurend aandacht voor.
Aanknopingspunt voor de zorgen is de verplaatsing van de hoofdzetels van enkele multinationals, in het verleden iconen van ons nationale bedrijfsleven. In 2020 hield Unilever het in Rotterdam voor gezien. De aandelen verdwenen van de Amsterdamse beurs, het topmanagement verhuisde naar Londen. Het kabinet had nog wel keihard geijverd om –al was het politieke draagvlak ervoor klein– de dividendbelasting af te schaffen en daarmee deze aderlating te voorkomen.
In 2021 volgde een zelfde stap van Shell. Dat stak vanuit Den Haag eveneens de Noordzee over. DSM, ooit opgericht voor exploitatie van onze steenkoolmijnen, veranderde vorig jaar door een fusie in, juridisch gezien, een Zwitserse vennootschap. Enkele weken terug laaide de discussie weer op nadat ceo Peter Berdowski van Boskalis, wereldwijd toonaangevende in de sfeer van baggeren en andere maritieme werkzaamheden, sprak over een mogelijk vertrek uit Papendrecht.
Op de scoreborden doet Nederland het goed, het draait mee in de bovenste regionen. Hoewel, in de rangorde van het Zwitserse wetenschappelijk instituut IMD zakte het vorig jaar qua concurrentievermogen van de vierde naar de zesde plek. En een cijfer dat de wenkbrauwen toch wel doet fronsen: wat betreft het aantrekken van buitenlandse investeringen gleden we tussen 2010 en 2022 af van plaats 21 naar 46.
Voor bedrijven zijn bij afwegingen over waar zij hun domicilie hebben dergelijke lijstjes niet bepalend. Die geven de actuele stand van zaken weer en blikken niet –wat belangrijker is bij zulke beslissingen– vooruit. Als ondernemers naar Nederland kijken, pakt het beeld niet onverdeeld gunstig uit. Knelpunten genoeg. Zo is de politiek vooral met zichzelf bezig en hangt er in de Kamer niet echt een positief sentiment rond het bedrijfsleven. We investeren te weinig, zo luidt een veel gehoorde klacht, in activiteiten die op lange termijn geld opleveren, zoals kunstmatige intelligentie en robotisering en de opleiding van hooggekwalificeerde technici. Het stikstofprobleem zet een rem op economische expansie, een mogelijke krimp van Schiphol beperkt de bereikbaarheid, het elektriciteitsnet kampt met capaciteitstekorten, woningnood bemoeilijkt de huisvesting van werknemers, als je die op de voorlopig krappe arbeidsmarkt al weet te vinden.
Geen paniek. Sommige concerns keren ons weliswaar de rug toe, maar andere groeien uit tot wereldspelers; en dan valt uiteraard als eerste de naam van ASML, fabrikant van machines om chips te maken. Maar toch, het geheel geeft te denken en vraagt, als we qua welvaart niet achterop willen raken, aandacht. Een oude wijsheid blijft immers: we kunnen als burger en overheid geen geld uitgeven als dat niet eerst in de bedrijven wordt verdiend.
De auteur is oud-redacteur economie van het RD.