Drijvend op golven van onvrede
Ja, zolang hij applaus krijgt, is Fortuyn „enig.” Maar na een beetje tegengas is hij volstrekt niet „leuk” meer, weet prof. dr. A. Zijderveld. Jammer voor de kiezers, die behalve door het rebelse, juist door het entertainment-gehalte van zijn optreden op Fortuyn stemden. „Een keuze die ten diepste voortkomt uit fundamentele onvrede, veroorzaakt door het afkalven van instituties.”
De aanloop naar de kamerverkiezingen van 2002 biedt een nooit eerder vertoond schouwspel. Eén man, zonder partij, aanvankelijk zonder programma en zonder kandidaten op zijn lijst, stoot in zeer korte tijd in de opiniepeilingen door van nul naar 29 zetels. In de Rotterdamse gemeenteraad maakt Pim Fortuyn zijn entree met zo’n 30 procent van alle stemmen.
Nooit eerder vertoond. Wat wel al langer aan de gang is, zijn grote verschuivingen in het electoraat. Vooral in 1994 kwamen die aan het licht, toen het CDA in één klap twintig zetels verloor en de ouderenpartijen met zeven zetels in de Kamer kwamen.
Gevraagd naar een verklaring voor de pijlsnelle opkomst van Fortuyn, wijst socioloog prof. Zijderveld graag naar dieperliggende ontwikkelingen, trends die niet pas in 2002 maar al tientallen jaren te signaleren zijn. „In eerdere publicaties, onder meer in mijn proefschrift, heb ik gewezen op de verwoestende ontwikkeling van het afbrokkelen van instituties. Het is begonnen met de kerken, vervolgens kwam het gezin, het leger. Nu zijn ook partijen en universiteiten aan de beurt. Wat is eigenlijk nog de kwaliteit van universitair onderwijs in Nederland en wat het verschil met het hbo? En het kan nog verder gaan. Iemand als Roel in ’t Veld beweert zelfs dat het parlement maar beter opgeheven kan worden.”
Dit soort ideeën spreekt Zijderveld, die in de jaren tachtig het CDA de ideologie van het maatschappelijk middenveld aanleverde, in het geheel niet aan. „Dat aan de kant schuiven van waardevolle instituties, dat praten over een „beweging” in plaats van over politieke partijen, doet mij sterk denken aan de tijd van de Weimarrepubliek: een tijd van onzekerheid en afbraak, die weinig goede vruchten heeft voorgebracht.”
Het belang van instituties mag niet miskend worden, vindt de socioloog. „Ze kunnen soms neerdrukkend zijn, maar ze leveren ook een bepaalde vanzelfsprekendheid op, waar we als mensen moeilijk buiten kunnen. Binnen vaste kaders als huwelijk en gezin kunnen we elkaar vertrouwen, weten we wat we aan elkaar hebben. Veel wederzijdse verantwoordelijkheden die we als mensen hebben, zijn bepaald door instituties.”
Instituties mogen in de loop der jaren best wat van karakter en inhoud veranderen, vindt de hoogleraar -„Zo ben ik persoonlijk een voorstander van het homohuwelijk”-, maar beweren dat ze helemaal niet nodig zijn, zoals in de jaren zestig gebeurde, is een grote dwaling. „Sindsdien zijn we uiterst slordig om gaan springen met democratie, rechtsstaat, gezin enzovoort. In de afbraak van instituties ging paars voorop. De twee kabinetten-Kok gaven er leiding aan en reduceerden alles tot betekenisloze economie.”
Door de afbraak van kerk, gezin, leger, school en staat ontstaat bij mensen „een diepe onvrede, een leegte, een enorme behoefte aan een inspirerend leider”, meent Zijderveld. „Fortuyn is de man die in dat gat springt, die met theater de rol op zich neemt van iemand met visie en daadkracht. Heel slim haakt hij in op bestaande angsten voor allochtonen. Omdat hij geen regeringsverantwoordelijkheid draagt en dat ook nooit gedaan heeft, kan hij met een zeker gemak sterke teksten roepen: „Alle bolletjesslikkers in een kooi.” Een geciviliseerde oppositiepartij als het CDA kan zich zoiets niet veroorloven.”
Toch zou Fortuyn nooit zo’n opgang gemaakt hebben als in Nederland niet al enkele decennia een ’fun society’ zou bestaan, stelt de Rotterdamse hoogleraar. „Dat is een heel vreemde ontwikkeling. Als gevolg van onze decadente, hedonistische samenleving moet alles tegenwoordig „leuk” zijn. We willen leuke vakanties, leuke relaties, leuk werk. Zelfs de politiek moet hoe dan ook leuk en spannend zijn.”
Die ontwikkeling wordt verder sterk gevoed door de centrale plaats van de televisie in onze samenleving. „Tv-journalisten zien en zoeken overal spannende zaken, ruzies, complotten, ook als die er niet zijn. Politiek wordt voortdurend opgeleukt, bijvoorbeeld door spelletjes en kwisjes. En het gekke is: politici doen daar nog aan mee ook. Dat is zó vernederend. En dan heb ik het nog niet eens over een ginnegappend paars kabinet, dat ook in die ontwikkeling past.”
Het opdringen door de media van de gedachte dat politiek leuk is, heeft in meerderlei opzicht de opkomst van Fortuyn mogelijk gemaakt. „Na de opgeklopte verwachtingen volgde een zware teleurstelling. Want hoe de media ook hun best deden: politiek bleek helemaal niet leuk te zijn! Nadenkende burgers wisten dit natuurlijk al lang. Politiek is een ambacht, is heel ernstig en vaak saai. Het is een kwestie van hard werken, goede feitenkennis, veel lobbyen en vergaderen. Daar valt niets aan te veranderen. Maar veel mensen willen dat niet accepteren. Hun conclusie dat politiek saai is en blijft, versterkt de onvrede die door de ont-institutionalisering ontstaan is.”
En dan treedt daar opeens iemand in de schijnwerpers die politiek weer leuk maakt. „Zo’n „enige” man als Fortuyn. Iemand die zegt waar het op staat, die overal doorheen dendert. In feite drijft Pim op golven van onvrede.”
Dat Fortuyn bij nadere kennismaking helemaal zo leuk niet is, weten de kiezers niet, stelt Zijderveld. „Zolang hij applaus krijgt, is hij inderdaad enig. Maar zodra hij tegengas krijgt, laat hij zich van een heel andere kant zien. Fortuyn heeft eigenlijk overal ruzie gekregen. Het project met de ov-jaarkaart en ga zo maar verder. Als hoogleraar begon hij veelbelovend, maar uiteindelijk is er niets van terechtgekomen. Er zijn geen mensen bij hem gepromoveerd, hij was zelden aanwezig en heeft in wetenschappelijk opzicht niets noemenswaardigs gepubliceerd.
Ik heb nog wel eens met hem gesproken over mijn ideeën over het maatschappelijk middenveld en een glas wijn met hem gedronken. Maar er zit iets zelfvernietigends in zijn karakter. Hij was kinderlijk blij als hij in toga in de cortège mee kon lopen, maar de inhoud van zijn gedachtegoed valt uiteindelijk tegen.”
Dat Fortuyn reële problemen in de samenleving aan de orde stelt, geeft Zijderveld toe. „Neem de gezondheidszorg. Daar is veel aan de hand. De wachtlijstenproblematiek is natuurlijk geen verzonnen verhaal. Het punt is alleen dat vele anderen dat probleem ook al aan de orde hebben gesteld. Mensen die betere oplossingen hebben dan hij.”
Fortuyn heeft alleen gemakkelijke oplossingen, weet Zijderveld. „Maar in werkelijkheid bestaan die niet. Samenleving en staat zijn zodanig veranderd dat ’Den Haag’ niet meer in z’n eentje kan zorgen voor kortere wachtlijsten, minder files en meer veiligheid. Steeds meer macht ligt bij de Europese Unie. Tegelijkertijd worden de regio’s steeds belangrijker.
Daarbij komt dat Fortuyn dán weer alle heil verwacht van de overheid, bijvoorbeeld bij het onderwijs, dán volledig inzet op de markt, bijvoorbeeld in de zorg. Er is geen touw aan vast te knopen.”
De kiezer zal daar vroeg of laat achter komen, denkt Zijderveld. „De wal gaat het schip keren. Als Fortuyn echt boven de twintig zetels komt, kan hij het beste maar gaan regeren. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: of zijn partij spat uiteen als een zeepbel, of zijn meer realistische mede-fractieleden krijgen de overhand. Dat zie je ook bij de FPÖ in Oostenrijk. Na een paar missers in het begin zitten daar nu goede mensen in de regering. Haider is al weer naar Karinthië vertrokken. Zo zal het wellicht ook met Fortuyn gaan. Je ziet nu al dat kandidaten op zijn lijst de ene na de andere kreet van hem in realistische zin ombuigen.”
Dit is het tweede deel in een serie over de opkomst van Fortuyn en over het grote ongenoegen in politiek en samenleving.