„Daarom zegt de Heere alzo: Zie, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen; en daaraan zullen zich stoten tezamen vaders en kinderen, de nabuur en zijn metgezel, en zullen omkomen.”

De mensen volgen de wereld na en gehoorzamen die als slaven. Hoe nam de Heere het koning Zacharia kwalijk toen hij de zonden van zijn vader Jerobeam nawandelde. Hij week niet af van de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed (2 Kon. 15:9). Ook werd verteld dat dit de reden was waarom God de Israëlieten verdreven heeft uit hun land. Maar deze volken vreesden de Heere en dienden hun gesneden beelden. Ook doen hun kinderen en hun kindskinderen gelijk als hun vaders gedaan hebben, tot op deze dag (2 Kon. 17:41). En dat werd tot een dreigend oordeel gesteld: „Daarom zegt de Heere alzo: Zie, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen; en daaraan zullen zich stoten tezamen vaders en kinderen, de nabuur en zijn metgezel, en zullen omkomen” (Jeremia 6:21). Als God zulke schandalen in het land toelaat, zie, dan geeft Hij het over aan die kwade gewoonten en doet het volk vallen en omkomen. O christenen! Heeft David een klaaglied over Saul en Jonathan opgeheven omdat ze overwonnen waren (2 Samuël 1:17-27), hoe zou dat ons betamen om over de val van hen die in de kerk geestelijke helden zouden moeten zijn! Hoe zijn die helden gevallen! O, hoeveel zielen velt de wereld onder ons! Al haar gedoden zijn machtig vele. Dit zei Salomo van de hoer (Spreuken 7:26).

J. van Lodenstein,
predikant te Utrecht

(”Verzameling van Keurstoffen”, 1748)