Uitbreiding Grondwet symbolisch
In artikel 1 van de Grondwet komt expliciet te staan dat mensen niet gediscrimineerd mogen worden vanwege hun handicap of vanwege hun seksuele gerichtheid. Belangenorganisaties spreken van een „historische overwinning.” Klopt dat?
De Eerste Kamer stemde dinsdag over een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Hammelburg (D66), Bromet (GroenLinks) en De Hoop (PvdA) waarin ze uitbreiding van de non-discriminatiebepalingen in artikel 1 voorstellen. Omdat het gaat over een wijziging van de Grondwet, moeten de beide Kamers van de Staten-Generaal er tweemaal over debatteren. Tussen het eerste en tweede debat in de Tweede Kamer moeten ook verkiezingen plaatsvinden. Verder moet bij de tweede lezing in beide Kamers twee derde van de leden voor zijn.
Tijdens een hoofdelijke stemming bleek dinsdag dat 56 senatoren voorstemden en 15 tegen. Onder de tegenstemmers bevonden zich PVV, SGP en enkele populistische fracties.
Belangenorganisaties van mensen met een handicap en van homoseksuelen noemen de aanvullingen „een historische overwinning”. Het COC ziet de toevoeging als „een opdracht voor de politiek om discriminerend geweld, pesten op school en andere vormen van discriminatie aan te pakken”.
Modieus
Nadere beschouwing leert dat de geclaimde overwinning vooral symbolisch van aard is. Het is namelijk al verboden om mensen met een handicap en mensen met een niet-heteroseksuele oriëntatie te discrimineren. Dat stond niet zo expliciet in de Grondwet. Maar wel in andere wetten.
Bovendien vallen de twee extra non-discriminatiebepalingen nu ook al onder de toevoeging „of op welke grond dan ook.” Die toevoeging is in 1983 in de Grondwet gekomen om in principe niemand uit te sluiten. Terecht legde SGP-senator Schalk daar dinsdag in zijn stemverklaring de vinger bij.
Tijdens de behandeling van de initiatiefwet in de Eerste Kamer, eind vorig jaar, wees senator Otten (ex-FVD) erop dat de woorden „of op welke grond dan ook” een verzachtende formulering is voor seksuele gerichtheid. De christelijke partijen wilden veertig jaar geleden vanwege het taboe op homoseksualiteit dit punt niet expliciet opnemen in artikel 1 van de Grondwet.
Om te voorkomen dat de Grondwet al te modieus wordt, stelden de populistische partijen in het debat voor om na de eerste regel van artikel 1 een punt te zetten en alle verdere toevoegingen weg te laten.
Overigens bestond binnen de VVD ook weerstand tegen het initiatiefwetsvoorstel. Senator Van den Berg hecht aan een tijdloos karakter van de Grondwet. Hij leek de neiging te hebben om zich tegen de uitbreiding te keren. Daarover kreeg hij toen kritische vragen van de D66, GroenLinks en PvdA. Uiteindelijk gingen de liberalen er toch in mee. Vooral „omdat de Grondwet ook normen stelt en de samenleving verder is ontwikkeld”. Als de VVD tegen had gestemd, was er geen tweederdemeerderheid geweest.
Strategie
Niet uit te sluiten valt dat ook politiek-strategische overwegingen bij de VVD meespeelden. De regeringscoalitie van VVD, CDA, D66 en CU heeft in de Tweede Kamer wel een meerderheid, maar in de Eerste Kamer niet. In de Senaat leunt de coalitie voor veel wetsvoorstellen op PvdA en GroenLinks. Als de VVD het initiatiefwetsvoorstel had afgewezen, zouden de liberalen de linkse partijen tegen de haren instrijken. En dat is vanuit coalitieoverwegingen nu niet handig.
Artikel 1 van de Grondwet. De toevoeging staat cursief.