Taal: Een kind dat zich presenteert op de spoedeisende hulp
„Een kind dat zich presenteert op de spoedeisende hulp plaatsen we soms over naar een ander ziekenhuis”, vertelde de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde onlangs op NPO Radio 1. Waardoor mijn voorstellingsvermogen probeerde te bedenken hoe een zieke baby zich zou kunnen presenteren op een spoedeisende hulp. Zou hij daar een powerpoint bij gebruiken? En misschien ook zo’n afstandsbediening met een laserlampje?
De presentatie van patiënten, hoe jong ook, zal in de ziekenhuiswereld wel jargon zijn. En vaktaal overschrijdt wel vaker de grenzen van het redelijke.
Toen er onlangs een deel van een windturbine bij knooppunt Beekbergen op de weg lag, liet iemand van Rijkswaterstaat weten: „Gezien het lage verkeersaanbod verwachten we niet al te veel verkeershinder.” Verkeersaanbod? Dat klinkt alsof er op de weg sprake is van marktwerking. Alsof automobilisten als marktkoopmannen hun wagens aan het asfalt aanbieden.
Op een krantenredactie worden ook uitspraken gedaan waarover ze in een ziekenhuis dan weer hun wenkbrauwen fronsen. Voor mij is het normaal als iemand zegt: „Dit verhaal kun je uitbellen.” Daarmee wordt bedoeld: Om dit verhaal te kunnen schrijven, hoef je niet de deur uit, maar kun je volstaan met telefoongesprekken.
Onlangs kwam een collega later dan afgesproken een vergaderzaal binnen. Ze verontschuldigde zich aldus: „Ik ben wat later, want ik had een deadline.” Ik dacht: je formuleert het alsof een deadline iets medisch is. Zoals je, in een hypothetisch geval, ook zou kunnen zeggen: „Ik ben wat later, want ik had een niersteenaanval.” Zouden we deadlines inmiddels misschien ook medisch mogen benaderen? Vormen ze wellicht een volksziekte?
Met een deadline bedoelde mijn collega: een opdracht die voor een uiterst tijdstip afgerond moest zijn. Ze noemde alleen een element van de opdracht (het feit dat er een inlevertijd bij hoorde), maar bedoelde de opdracht zelf. Het lijkt mij een gevalletje pars pro toto – beeldspraak waarbij je een deel noemt, maar het geheel bedoelt. Het fenomeen zit ook in de zin: Tobias bracht zijn oma een bloemetje. Ieder weldenkend mens snapt dan dat Tobias zich niet met één nietig vergeet-me-nietje, maar op z’n minst met een supermarktboeket van tien euro op oma’s stoep presenteerde.