Krijgsmachtrabbijn David Gaillard verleent zielzorg aan Joodse militairen
Bemiddelen tussen militairen en de krijgsmachtorganisatie, gesprekken voeren met militairen die van een uitzending terugkomen en er zijn voor families van omgekomen militairen. Het werk van Joods geestelijke verzorger David Gaillard is geen dag hetzelfde.
Ooit was er in Zwolle een grote bloeiende Joodse gemeenschap die teruggaat tot 1721. De grote synagoge aan de Schoutenstraat, gebouwd in 1899, is daarvan het bewijs. Waren er in 1940 nog zo’n 800 Joden in Zwolle, na de oorlog keerden er maar 200 terug. De synagoge is nu in gebruik bij de Stichting Judaica Zwolle die er rondleidingen en lezingen organiseert.
In de kleine zaal vertelt krijgsmachtrabbijn David Gaillard deze woensdag over zijn taak als geestelijk verzorger bij de krijgsmacht voor een gehoor van vijftien personen.
Matzes
De functie van Joods geestelijke verzorger stamt uit 1914, legt de krijgsmachtsrabbijn uit. Nederland had een groot leger paraat staan. Aan dat leger waren twaalf predikanten en vier aalmoezeniers verbonden. Zij verleenden zielzorg aan de militairen. Gaillard: „Er waren weinig Joden in dienst. Rabbijnen gingen langs met Rosh Hasjanah (het Joodse Nieuwjaar) en Pesach. Joodse zeelui kregen een paar pakken matzes mee voor als het onderweg Pesach was.”
In 1944 werd opperrabbijn Rodriques Pereira als Joods geestelijk verzorger aangesteld. In de Tweede Wereldoorlog waren er de zogenaamde Engelandvaarders. Dat waren verzetsmensen of Joden die vluchtten naar Engeland. Deze gevluchte mannen werden verenigd in de Irenebrigade. De brigade telde tientallen Joodse soldaten. Het ministerie in ballingschap stelde daarom de eerste Joodse geestelijke verzorger aan, vertelt Gaillard.
Na de oorlog bleef de functie van Joods geestelijke verzorger intact tot de dag van vandaag. Bij de moderne krijgsmacht, waar 65.000 mensen werken, zijn zo’n 140 geestelijke verzorgers in dienst – drie van hen zijn Joods.
In de krijgsmacht is de verzuiling nog volop aanwezig, stelt de krijgsmachtrabbijn. „Je mag stevig in je eigen traditie staan, als je maar over de schutting van een andere geloof wilt en kunt kijken.” Gaillard studeerde aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium, ooit begonnen als Talmoedschool.
Bemiddelen
Een geestelijk verzorger is een burger in een militair pak. Zo krijgt hij wel een basislegeropleiding van tien weken, maar is het dragen van een wapen niet toegestaan. „We houden er een heel andere manier van werken op na als een doorsnee militair. In de eerste plaats willen we de militair in staat stellen om binnen de krijgsmacht volgens zijn normen, waarden en tradities te leven. Zo probeer ik me als rabbijn achter de Joodse militairen op te stellen. Ik bemiddel tussen de organisatie en de militair, bijvoorbeeld over verlofdagen en kosher eten, allemaal zaken die wettelijk zijn vastgelegd. Tegenstellingen tussen leefregels en belangen van de krijgsmacht kunnen spanning geven. Een commandant van een eenheid kan willen dat de zaken altijd op dezelfde manier gaan. Wij hebben een traditie van 400 jaar, hoor ik dan. Maar als het gaat over verlof tijdens een Joods feest hebben wij een traditie van 3000 jaar. Een belangrijk deel van mijn tijd gebruik ik om gesprekken te voeren met militairen, als ze in Nederland zijn, maar ook als ze terugkomen van een uitzending.”
Daarnaast komt de geestelijk verzorger in beeld als er ingrijpende gebeurtenissen zijn. Dat kan bijvoorbeeld een sterfgeval zijn, ook als militairen op missie zijn. „Voor de militairen organiseer ik leer- en bezinningsbijeenkomsten en ik zorg voor online zichtbaarheid van de organisatie. Tot slot ben ik ambassadeur van de krijgsmacht. Burgers uit de Joodse gemeenschap kunnen me aanspreken.”
Thuisfront
Gaillard was eerder werkzaam als geestelijk verzorger bij justitie, in het Sinaï Centrum en Ziekenhuis Amstelland. Gaillard: „Het zijn, ondanks de grote verschillen, alle drie situaties waarbij je niet zomaar even naar het thuisfront terug kan. Daarom zijn geestelijk verzorgers van belang zodat zieken, gedetineerden en militairen ondersteuning kunnen krijgen als zij dat nodig hebben.”