Nederlandse bedrijven voorop bij ontwikkeling waterstoftechnieken
Nederlandse bedrijven behoren tot de koplopers bij de ontwikkeling van technieken voor waterstoftechnologie. Alleen ondernemingen uit Duitsland en Frankrijk zetten meer patenten op dat gebied op hun naam, blijkt uit gezamenlijk onderzoek van het Europees Octrooibureau (EOB) en het Internationaal Energieagentschap (IEA). Waterstof wordt als een belangrijk middel gezien om de overstap naar een uitstootvrije economie te maken.
Drie op vijf octrooien van Nederlandse bedrijven hebben betrekking op technieken die kunnen zorgen voor vergroening van de economie. De rest is gericht op verbetering van al bestaande technologieën die niet direct bijdragen aan het verlagen van de CO2-uitstoot. Met name Amsterdam, Den Haag en Eindhoven zijn centra voor de ontwikkeling van waterstoftechnieken.
Shell was in de periode tussen 2011 en 2020 de grootste ontwikkelaar van nieuwe technieken. Het olie- en gasconcern vroeg 63 internationale octrooien aan op het gebied van waterstof. Het Saudische chemicaliënbedrijf Sabic, dat in Nederland zijn Europese hoofdkantoor heeft, verkreeg 39 octrooien en zorgtechnologiebedrijf Philips kreeg er 22.
In totaal waren er 446 Nederlandse octrooien op het gebied van waterstof tussen 2011 en 2020. Meer dan de helft betrof technologieën voor de productie van waterstof. Steeds meer octrooien daarvoor betreffen manieren van productie waarbij geen fossiele brandstoffen nodig zijn.
In totaal is Nederland goed voor 4 procent van alle waterstofpatenten in deze periode en de Europese Unie als geheel voor 28 procent. Japan volgt met 24 procent van de waterstofoctrooien en de Verenigde Staten waren goed voor een vijfde. In Europa en Japan nam de aandacht voor waterstof bij aanvragers van octrooien toe, maar in de VS nam die juist af.