Opnieuw getouwtrek om vrije artsenkeus
Zorgverzekeraars mogen als het aan het kabinet ligt binnenkort de vergoedingen verlagen voor de zogenoemde niet-gecontracteerde zorg. Kan dat zomaar en waar leidt dat toe? Een uitleg in vraag- en antwoordvorm.
Wat is niet-gecontracteerde zorg?
In het zorgstelsel, dat sinds 2007 van kracht is, hebben zorgverzekeraars een belangrijke taak. Zij moeten de doelmatigheid van de zorg bewaken. Dat doen ze door voor het begin van een nieuw jaar contracten te sluiten met bijvoorbeeld ggz-aanbieders en wijkzorgorganisaties over de te leveren zorg. De verzekeraar zegt daarbij toe hun declaraties te vergoeden, maar eerst spreken partijen vooraf af wanneer iemand welke zorg krijgt en voor hoe lang.
Daarbij doet zich één complicatie voor: met name zzp’ers en startende zorgbedrijven willen niet vooraf met verzekeraars om tafel. De redenen daarvoor zijn divers. Gehechtheid aan het zelfstandig kunnen werken kan daarbij een rol spelen, maar het kan ook voorkomen dat een verzekeraar eisen stelt waaraan de zorgaanbieder niet kan voldoen, zoals bijvoorbeeld een minimale omzetdrempel. Deze aanbieders, die onafhankelijk van zorgverzekeraars werken, vormen de zogenoemde niet-gecontracteerde zorg.
Waarom wil het kabinet zorgverzekeraars toestaan hun vergoedingen voor deze niet-gecontracteerde zorg te verlagen?
Het kabinet wil de stijging van de zorgkosten beteugelen en de zorgvraag van burgers waar mogelijk afremmen. Dat moet voorkomen dat de zorgsector, die al jaren te kampen heeft met forse personeelstekorten, helemaal vastloopt: het gevreesde zorginfarct.
Medio september sloten de ministers Kuipers (Volksgezondheid) en Helder (Langdurige Zorg) daarom het Integraal Zorgakkoord (IZA), waarin verzekeraars een belangrijke rol spelen. Zij moeten zorgaanbieders prikkelen zuiniger en doelmatiger om te gaan met zorg.
Het punt is alleen dat de niet-gecontracteerde zorgaanbieders dus niet vooraf via de verzekeraars zijn bij te sturen. Daarom kondigt het kabinet in het akkoord maatregelen aan om de vergoedingen voor niet-gecontracteerde zorg per 1 juni te verlagen. Die stap is overduidelijk bedoeld om burgers te ontmoedigen om te kiezen voor een zorgaanbieder met wie hun zorgverzekeraar geen contract heeft, met als mogelijk gevolg dat hun marktaandeel daalt.
Maar elke burger in Nederland heeft toch het recht op vrije artsenkeuze?
Dat klopt, dat is vastgelegd in artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Diverse voorgangers van de huidige zorgbewindslieden beten hun tanden al stuk op pogingen die tekst af te zwakken. Minister Schippers probeerde de wet zo aan te passen dat verzekeraars budgetpolissen op de markt mochten brengen. Achterliggende gedachte daarvan was dat verzekerden die daarvoor kozen vrijwillig afstand deden van hun recht op de vrije keus. In ruil voor lage premies konden zij nog maar bij een beperkt aantal artsen terecht. Dat plan strandde in 2014 echter in de Eerste Kamer.
Minister De Jonge kwam met de Wet bevorderen zorgcontractering. Die moest regelen dat niet zorgverzekeraars, maar het kabinet zelf onder bepaalde voorwaarden de tarieven van de niet-gecontracteerde zorgwerkers zou mogen regelen, maar vlak voor de coronacrisis trok de CDA’er zijn voorstel in.
De maatregel waar Kuipers en Helder in het integraal zorgakkoord op zinspelen, lijkt in grote lijnen op De Jonges plan. Verschillende verzekeraars lopen daar inmiddels al op vooruit: zij kondigden in december aan dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders in de ggz en de wijkverpleging nog maar 65 tot 75 procent van hun tarieven krijgen vergoed.
Mag dat wel zolang de Zorgverzekeringswet niet is aangepast?
Daarover hebben zorgaanbieders en verzekeraars de afgelopen jaren al een lange reeks rechtszaken uitgevochten. Het meest recente arrest van de Hoge Raad hierover, van 9 december, noemt het opleggen van ongespecificeerde kortingspercentages „niet fijnmazig” genoeg. Dat suggereert dat verzekeraars dure vormen van intensieve zorg moeten uitzonderen van hun kortingsregelingen.
Toch ligt dat genuanceerder: in dezelfde uitspraak staat namelijk ook dat een verzekeraar die kortingen oplegt toch aan zijn zorgplicht kan voldoen door de patiënt tijdig te laten weten welk minimumbedrag van de zorgkosten deze hoe dan ook vergoed zal krijgen. Ook is van belang of de niet-gecontracteerde zorgaanbieder bereid is een coulanceregeling te treffen, waarbij hij de niet-vergoede kosten niet in rekening brengt.
Van die complexiteit maakte minister Helder handig gebruik toen de zorgwoordvoerders van de Tweede Kamer haar op 22 december vroegen of zij van plan was zorgverzekeraars terug te fluiten als die al op de aangekondigde wetswijziging vooruitlopen. Zij antwoordde fijntjes: „Mocht er over de vergoedingen van de zorgverzekeraars onenigheid ontstaan tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders of verzekerden, dan bestaat de mogelijkheid een eventueel geschil aan de rechter voor te leggen.” Oftewel, zij trekt haar handen ervan af.
Wat vindt de Tweede Kamer daarvan?
De PVV riep Helder deze week in stevige bewoordingen op zorgverzekeraars die op de zaken vooruit lopen terug te fluiten. Als de vergoedingen voor de niet-gecontracteerde zorg gaan dalen, mogen in elk geval de wijkverpleging in de terminale zorg en in dunbevolkte gebieden daarvan geen hinder ondervinden, vindt de partij. Als de Tweede Kamer terug is van reces moet blijken of ook andere partijen de kwestie zo hoog opnemen. Blijft vervolgactie uit, dan gaan de ongecontracteerd werkende zorgaanbieders opnieuw een spannende tijd tegemoet. Nieuwe rechtszaken lijken in dat geval onvermijdelijk.