Kwaliteitsverlies in zorg onvermijdelijk bij toename informele zorg
Is de zorgkwaliteit op de langere termijn nog houdbaar als formele en informele zorg vermengd gaan worden?
Het aantal ouderen groeit fors. De hierdoor toenemende zorgvraag heeft een geweldige impact op de samenleving en op ons zorgstelsel. Op dit moment is er al een tekort aan verpleegkundigen en verzorgenden; in 2031 zal dit tekort bijna drie keer zo groot zijn als nu.
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) bracht onlangs het adviesrapport ”Anders leven en zorgen” uit. Daarin wordt gepleit voor een fundamentele omslag in het denken over formele en informele zorg. Formele zorg is de zorg die gegeven wordt door zorgprofessionals. Onder informele zorg valt de hulp aan mensen buiten het kader van een beroep. Hierbij kan gedacht worden aan mantelzorg, vrijwilligerswerk en zorg door naasten.
De omslag waarvoor de RVS pleit, heeft alles te maken met verwachtingen die over en weer scherpgesteld moeten worden. We vinden bijvoorbeeld al snel dat de zorg voor ouderen een taak voor de overheid is, terwijl de overheid zich steeds meer terugtrekt van deze verantwoordelijkheid. Lijnrecht tegenover het neoliberale beleid van de achterliggende decennia en het sterk geïndividualiseerde denken van deze tijd, pleit de RVS dapper voor een eigen positie van de ínformele zorg. Die moet dan min of meer worden gestructureerd of geformaliseerd in functies als ”blijmakers”, ”zorghulpen” of ”helphulpen”.
Beperkte inbreng
Vanwege de verwachte zorgvraag zal er in de komende jaren een groter beroep worden gedaan op informele zorgverleners. Dit raakt vooral de ouderenzorg. Een brede discussie hierover lijkt me dan ook zeer terecht. Tegelijk moeten het zorgstelsel, de samenleving en de besturingsfilosofie van zorgorganisaties hier wel op ingericht worden. Deze weg kent veel hindernissen en vraagt zorgvuldigheid. Overhaaste regelgeving en ongecontroleerd kwaliteitsverlies dreigen te ontstaan.
Veel verpleeg- en verzorgingshuizen en organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking maken op dit moment al gebruik van vrijwilligers. Dat is zeer waardevol en onmisbaar, maar deze inbreng beperkt zich veelal tot welzijnsactiviteiten of tuinonderhoud. Een voorzichtige verschuiving naar het uitvoeren van lichte zorghandelingen door informele zorgverleners is op dit moment moeilijk te realiseren. Kwaliteitskaders, kwaliteitsregisters en kwaliteitsnormen werken hierin namelijk belemmerend. Daar komt bij dat de inbreng van informele zorg niet verankerd is in de zorgwetten, zoals de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet. Daardoor ontstaan aansprakelijkheidsdiscussies. Fiscale richtlijnen zijn eveneens blokkades om buiten het reguliere dienstverband de informele zorg passend te belonen. Kortom, de huidige systeeminrichting kent nog veel belemmeringen om tot een hybride samenwerking te komen tussen naasten, vrijwilligers en beroepskrachten.
Grote verandering
Het tekort aan beroepskrachten en de inbreng van informele zorgverleners leiden tot een aangepast kwaliteitsbegrip. Dit kan alleen acceptabel zijn als het breed gedragen wordt in de samenleving, door cliënten, naasten en verwanten.
Ten slotte moet niet onderschat worden dat hybride zorgverlening door informele zorgverleners en zorgprofessionals een grote verandering is voor de zorgprofessional zelf. Deze moet loslaten en tegelijk de professionele regie behouden.
Het pleidooi van de RVS voor vermenging van formele en informele zorg verdient steun. Het zal echter moeilijk zijn de informele zorg zo te organiseren dat deze substantieel bijdraagt aan het opvangen van het tekort aan zorgprofessionals, met een hopelijk beperkt, acceptabel kwaliteitsverlies.
De auteur is manager financiën en kwaliteit Zorg en Wooncentrum De Haven, Bunschoten.