Eeuwige liefde
1 Johannes 4:9
„Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.”
Johannes getuigde: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.” Een welbehagen Gods over zondaren in de tijd, wanneer Hij in Christus Zich over hen ontfermt. Want buiten die Zoon van Zijn liefde kon God geen welbehagen hebben in afgevallen zondaren en het is dan door dat vrijmachtig welbehagen, dat zij getrokken worden uit de macht van duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Een welbehagen, dat zich in de ware verlichting van het verstand, in de reiniging en heiliging van het volk des Heeren opspringt van vreugde. Hun geest wordt dan gedrongen, om de lofzang der engelen na te stamelen, en de Drie-enige God, hun Verbondsgod, eer te geven.
Terecht zongen Gods engelen: „In de mensen een welbehagen.” Een welbehagen, dat zich in de leiding van God met al Zijn volk in het algemeen en met een ieder van de uitverkorenen in het bijzonder, luisterrijk zou vertonen. Ja, dat tot in de eindeloze eeuwigheid, door al de hemelingen en bijzonder door de gezaligden, zou aangebeden, gedankt en geroemd worden. Wat een heerlijke lofzang door Gods engelen gezongen over het grote heil, dat nu aan de aarde was beschoren en dat zoveel patriarchen, profeten en koningen reikhalzend hadden begeerd te aanschouwen.
Ds. D.A. Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”, 1828)