Bisschop Ron van den Hout, herder in ballingtijd
Als de neergang in het huidige tempo doorgaat, is van het bisdom Groningen-Leeuwarden in 2030 weinig over. Het stemt bisschop Ron van den Hout treurig, maar niet mismoedig. Hij weet zich geroepen de resterende zielen met een boodschap van hoop door de woestijn te leiden.
De bibliotheek van het bisdomhuis aan de Groningse Ubbo Emmiussingel is van een calvinistische soberheid. Geen crucifixen, schilderijen en beelden, maar enkel boeken, tot aan het plafond. Een robuuste tafel met statige stoelen maakt de inrichting compleet.
Bisschop Ron van den Hout (58) is net terug uit Rome, na het zogeheten ad-liminabezoek, dat om de vijf jaar plaatsvindt. Met zijn collega-bisschoppen stelde hij de paus op de hoogte van de situatie in de Nederlandse kerkprovincie.
Dat was geen vrolijke boodschap.
„De cijfers zijn dramatisch. Vanmorgen kregen we als bisdombestuur grafieken onder ogen met het verloop van doopsels, vormsels, kindercommunies, uitvaarten… Momenteel telt ons bisdom iets minder dan 100.000 katholieke ingeschrevenen. Volgend jaar zijn dat er naar verwachting 78.000. Trekken we de lijnen door, dan zouden we in 2030 onder de nullijn zitten. Al met al geen florissant beeld. Aan de Nederlandse seminaries werd de teruggang in de jaren 50 van de vorige eeuw al geconstateerd; vanaf de jaren 60 ging het heel hard.”
Voorzag u de huidige situatie?
„Heel lang heb ik net als veel anderen gedacht dat het uiteindelijk wel wat mee zou vallen. Vervolgens ga je ervan uit dat je minder zult dopen, maar nog wel veel uitvaartmissen zult doen. Ook dat was te optimistisch gedacht.”
Hoe verklaart u die snelheid?
„Paus Johannes Paulus II bracht kort na de oorlog, toen hij nog priester was, een bezoek aan Nederland. Hem viel op dat alles hier heel goed georganiseerd was, maar dat aan de persoonlijke spirituele dimensie wel wat ontbrak.”
Hoe was dat in het gezin waarin u opgroeide?
„Het was een voor die tijd normaal katholiek gezin in het Brabantse dorpje Diessen. Voor het eten en het slapengaan baden we, op zaterdagavond gingen we naar de mis. De band met de kerk was heel natuurlijk en vertrouwd.
Een afkeer van de kerkgang heb ik nooit gehad. Vooral het zingen van het credo raakte me al vroeg. Ik vond het knap van mijn vader, een automonteur, dat hij de Latijnse tekst kon meezingen. Naderhand leerde ik dat zelf ook, maar over het geloof werd weinig gespróken. Dat is bij katholieken niet zo gebruikelijk.”
Hoe komt dat?
„Ik denk dat katholieken meer gevoelsmatig in het geloof zitten. Bijbellezen deden we ook niet. Als dertienjarige pakte ik het Nieuwe Testament dat mijn ouders bij hun huwelijk kregen uit de kast en begon erin te lezen. Niemand die het me verbood, maar vreemd was het wel.”
Waarom trok u die Bijbel uit de kast?
„Tja, waarom… Daarvoor moet ik naar de genade van God verwijzen. Van jongs af had ik het idee dat ik priester moest worden, zonder dat er een bijzondere aanleiding voor was. Tot mijn 21e hield ik dat diepe innerlijke verlangen geheim. In het laatste jaar van mijn agrarische opleiding realiseerde ik me dat ik ermee naar buiten moest komen, als ik het ideaal nog wilde realiseren. Op een avond in de herfstvakantie ben ik naar de pastoor van ons dorp gefietst, om het hem te vertellen. Dan gaat het balletje rollen.”
Hoe reageerden uw ouders?
„Die schrokken enorm. Priesters waren allemaal oude mensen, in veel parochies ontbrak een opvolger. Ze hebben het me niet ontraden, maar zeiden wel: „Waar begin je aan?” Toen ze zagen dat ik het op het seminarie naar mijn zin had, verdwenen hun bezwaren.”
Wat is voor u de kern van het priesterschap?
„God een plaats geven in je leven en daarmee naar buiten treden. Dat is de roeping van elke gelovige, maar als priester doe je het van meer nabij en is het je levenswerk. Je zou er het etiket ”man Gods” op kunnen plakken.”
Dat was Mozes. Voelt u zich aan hem verwant?
„In zekere zin wel. Ook ik moet het volk door de woestijn leiden. De paus zei tegen ons: „Blijf dicht bij de mensen nu het groepje kleiner wordt.” Dat is een hele uitdaging, vooral wanneer mensen ver van je af staan in geloof en moraal, maar het blijft onze opdracht. Zoals de paus benadrukte: „Per tutti!” Wees er voor iedereen.”
Ziet u in hem de plaatsvervanger van Christus op aarde?
„Sinds het Tweede Vaticaans Concilie heeft elke bisschop die titel, al neemt de bisschop van Rome onder hen de eerste plaats in. Ik had niet de neiging om zijn ring te kussen, dat zal ik nooit doen, maar ik hecht wel aan zijn adviezen. Elke paus aanvaard ik zoals hij is. Met Benedictus voelde ik me in theologisch denken meer verwant, in Franciscus waardeer ik de openheid, de spontaniteit en de diaconale gedrevenheid.”
Als bisschop koos u de wapenspreuk ”In exilio spes”, in ballingschap is er hoop. Waarom?
„Voorheen ging de belangstelling van exegeten vooral uit naar Israël ten tijde van de aartsvaders, Mozes, de koningen en de profeten van voor de ballingschap. De periode in Babel en aansluitend dat tempelstaatje met een priesterlijke aristocratie deden er niet zo veel toe. Dat is veranderd. Er kwam oog voor het feit dat het volk tijdens de ballingschap op een nieuwe manier invulling moest geven aan de relatie met God. In mijn colleges Oude Testament heb ik daar veel aandacht aan besteed. Het leek me goed er ook mijn wapenspreuk aan te ontlenen.”
Hij sluit goed aan bij de situatie in uw kerk.
„Zeker. Ik ben positief van aard en ga niet met hangend hoofd door het leven, maar de feiten stemmen niet vrolijk. Instituties vallen weg, we worden op onszelf teruggeworpen, de relatie met God moeten we opnieuw ontdekken. Zo bezien weet ik me inderdaad geroepen om leiding te geven aan een volk in ballingschap. Dat is aan de ene kant een zoektocht, aan de andere kant een weg van geloof en van hoop.”
Welke hoop?
„Het allerbelangrijkste is, dat we het Evangelie hebben: de kostbaarste schat. Die mogen we bewaren, daar mogen we uit leven, die mogen we doorgeven. Iedere vernieuwingsbeweging in de kerk ontstaat op het moment dat we het Evangelie werkelijk gaan lezen en de woorden van Jezus tot ons nemen. Daar ligt een grote uitdaging, omdat onze mensen dat niet gewend zijn. Ze willen preken horen over het hier en nu. Dat mag, maar wel vanuit de openbaring. Er moet weer een spiritueel proces op gang komen.”
Voelt u zich als Brabander in Groningen ook cultureel een balling?
„Ik ben niet zo gevoelig voor mentaliteitsverschillen. Vanaf het begin heb ik me hier thuis gevoeld. Het grootste verschil is dat je in het noorden veel minder katholieke cultuur hebt, omdat de katholieken er maar 6 procent van de bevolking uitmaken. Publieke katholieke uitingen zoals processies vind je in het zuiden veel meer. Zeker in de meimaand heeft Den Bosch een bepaalde sfeer. Dan komen allerlei groepen naar de Sint-Jan, na de mis drink je koffie met die mensen, er is een bedevaart van ruiters, met paarden die je moet zegenen…”
Wat is het nut van paarden zegenen?
„Het gaat om de persoonlijke aandacht voor die groep ruiters, in de vorm van een kort moment van gebed om Gods genade en een zegen voor hun paarden. Dat past bij de katholieke cultuur: het religieuze verbinden met het alledaagse, zonder veel woorden. We laten het liever zien, met rituelen en gebaren.”
Is dat culturele niet erg overheersend geworden?
„Dat is inderdaad een manco. Protestanten hebben in het algemeen veel meer bagage om onder woorden te brengen wat ze geloven en waarom. De meeste katholieken zijn daartoe niet in staat. In mijn preken probeer ik dingen aan te reiken waardoor ze het leven van Jezus hopelijk beter gaan begrijpen en de leer van de kerk beter leren verstaan. Een bisschop is in de eerste plaats leraar en verkondiger van het geloof, van het Evangelie. De kerk is daarnaast geroepen tot dienstbetoon, maar we zijn geen humanitaire hulporganisatie.”
U onderhoudt goede contacten met reformatorische predikanten. Hoe ontstonden die?
„Ik heb jarenlang in Hedel gewoond. Onze kerk lag 100 meter van de hervormde kerk, waar Maarten Klaassen toen predikant was. Op een zondag ben ik eens naar de avonddienst gegaan. Dat deed ik daarna wel meer, ook bij zijn opvolger, Jan Mulder. Door de kerkgangers werd het zeer gewaardeerd, kreeg ik via mijn huishoudelijke hulp te horen. Ik vond het bijzonder om naar een preek van drie kwartier te luisteren. Goed voorbereid, met typisch protestantse elementen waarvan ik soms dacht: hebben we die discussie onderhand niet gehad?”
Zoals?
„Klaassen benadrukt in zijn preken sterk het onderscheid tussen wet en genade en de rechtvaardiging door het geloof. Als ik wat kritisch mag zijn: het gevaar is dat je elke Bijbeltekst in dat schema perst. Daar konden we overigens in de ontmoetingen open over praten. We wisten van elkaar goed waar de grenzen lagen, maar ik vond die preken en de gesprekken inspirerend.
Ik heb ook een keer een avondmaalsviering bijgewoond. Daar had ik mijn theologische perceptie bij, maar wat me raakte was de devote sfeer en de eerbied waarmee men het avondmaal vierde. Die mis ik soms in de Katholieke Kerk, waar het bij velen een afgesleten gewoonte is geworden. Omgekeerd hoor ik van protestanten die een katholieke dienst bijwonen, dat ze onder de indruk zijn van de riten en symbolen.”
Wat is voor u het hart van de Bijbelse boodschap?
„Dat vind ik een lastige vraag. Je kunt een aantal grondthema’s noemen, zoals het verbond, maar wat is dé kern? Door de hele heilsgeschiedenis, die culmineert in de komst van Christus, probeert God mensen te trekken in het Rijk waarvan Hij Koning is. In die geschiedenis worden veel dingen verteld die helemaal niet zo rooskleurig zijn, omdat ook de mensengeschiedenis erin is opgenomen, met oorlogen en morele misstanden. Maar dwars door alles heen trekt God Zijn eigen lijnen en gaat Hij Zijn weg met mensen die Hij uitkiest.”
Wat betekent de Bijbel voor u persoonlijk?
„Ik lees er dagelijks in, maar altijd in het kader van de liturgie: de dagelijkse eucharistieviering en de Schriftlezingen in het getijdengebed, een cyclus van twee jaar. Eigenlijk moet ik de Bijbel weer eens van voor tot achter doorlezen.
Voor mijn dagelijkse meditatie gebruik ik nu ”De interiori domo”, het innerlijk huis, een boek dat lang werd toegeschreven aan Bernardus van Clairvaux. De auteur probeert de lezer te wijzen op zijn innerlijk. Ken jezelf als weg om God te leren kennen.
Wat reflexief neem ik de tekst tot me. Hoe handel ik, hoe reageer ik, hoe beweegt zich mijn hart? Het is me nog niet helemaal helder hoe ik via de weg in mezelf God beter leer kennen, maar misschien komt dat wel. Het is een betrouwbaar boek, waar ik me rustig aan overgeef.”
Is het niet veiliger om via de Bijbel God te leren kennen en in die weg zelfkennis op te doen?
„Er zijn ongetwijfeld spirituele auteurs die voor deze weg kiezen. De hoeveelheid geestelijke schrijvers is immens, en hun werk toont grote variatie. De weg die ik nu ga, kan heel psychologisch worden, dat besef ik, maar dat is niet wat ik zoek. Het moet wel een geestelijke weg blijven.”
Wat bracht u ertoe om begin dit jaar deel te nemen aan een oefening in Bijbeluitleg volgens de Vroege Kerk?
„De organisator, ds. Karel Bogerd, nodigde me daarvoor uit en ik vond het lastig om te weigeren. Hij wilde aan de gang met de viervoudige Schriftzin. Of hij helemaal begrijpt wat de Vroege Kerk daarmee bedoelde betwijfel ik, maar dat maakt niet uit. Het was een leuke dag met een gevarieerde groep: orthodoxe predikanten en meer progressieve. Ik voelde me er wel thuis, zeker bij de orthodoxe predikanten. Daarmee zit ik theologisch en moreel meer op één lijn dan met de progressieve.
Ieder kreeg de opdracht een preekschets over een tekst uit de geschiedenis van Zacheüs te maken. Ik wist van tevoren dat ik als enige katholiek mijn preekje zou moeten houden. Er werd welwillend naar geluisterd. Vanuit de tekst die mij was toebedeeld heb ik wel bewust een lijn getrokken naar de liturgie van kerkwijding. De verschillen met protestanten verbloem ik niet, maar dat hoeft een goed contact niet in de weg te staan.”
Bas van der Ven, oud-econoom van dit bisdom, werd protestants. Zou u ooit die weg kunnen gaan?
„Ondenkbaar! In de Katholieke Kerk zie ik veel meer continuïteit. Dat beseffen protestanten trouwens ook. Ze spreken over de Katholieke Kerk als de moederkerk. Tegelijk doen ze of de kerk pas in de 16e eeuw is ontstaan. Ik zie bij protestanten heel veel goede dingen, maar het katholieke zit zó in me, dat zal ik nooit loslaten.”