„Moeder keerde niet terug”
Wat ze het ergste vond toen ze zes jaar geleden door IS-terroristen werd ontvoerd, zo was mijn vraag. „Dat mijn moeder en ik uit elkaar werden gehaald”, reageert Nasha resoluut.
„Ik heb haar daarna niet meer gezien, ze keerde niet terug.” Wie dacht dat de zwarte bladzijde van Islamitische Staat (IS) definitief is omgeslagen, moet nodig eens met Nasha (15) praten. Of met haar vriendinnetje Ebru (12). De twee behoren tot de Jezidi-gemeenschap, een bevolkingsgroep in het noorden van Irak, die zwaar heeft geleden onder de terreur van IS. Berichten over moordpartijen en verkrachtingen gingen de wereld over en iedereen leefde mee. Vooral met de vrouwen en meisjes die als slavinnen werden verhandeld.
We zijn nu jaren verder en IS lijkt verslagen, maar wat merken Nasha en Ebru daarvan? Nog altijd spoken beelden van toen door hun hoofd. Horen ze geluiden uit die tijd, levensecht en rauw. Drie jaar werkten ze voor een IS-commandant in Mosul. Was het water halen, koken en poetsen geblazen. Ging dat niet snel genoeg dan vielen er klappen. Ebru vertelt dat ze nu kreupel loopt door het vele sjouwen met water. Over één donker gat in hun jonge levens praten we die middag niet: seksueel misbruik. Dat laat ik over aan hulpverleners.
Wáren die er maar voor Nasha en Ebru! In plaats van een warm ontvangst, werden ze ondergebracht in een tentenkamp ver weg. En naarmate de tijd verstreek, nam de aandacht verder af en verminderde de zorg. „Oekraïne, u weet wel”, klonk het als reden. Hoe belangrijk is het om nu betrokken te blijven! Assyrische christenen doen dat met hun bakkerijproject. Om Jezidi-vrouwen en meisjes werk te bieden en zo eigenwaarde te geven. Ook christenen werden opgejaagd door IS, en daarom voelen zij met hen mee.
Een bakkerijtje van 50.000 euro. Het lijkt een nietig gebaar richting vrouwen die zoveel hebben meegemaakt. Toch is het een helder signaal: wij vergeten jullie niet. En het is een krachtig getuigenis. Van volgelingen van Jezus tegenover hen die Hem niet kennen.