Ekke Overbeek pareert kritiek op zijn pausonderzoek
Er is kritiek op het onderzoek dat de Nederlandse journalist Ekke Overbeek deed naar het handelen, maar vooral het níét handelen van de latere paus Johannes Paulus II, bij het misbruik van kinderen door rooms-katholieke geestelijken in zijn vaderland Polen. Overbeek kaatst de bal terug. „De Poolse geheime dienst SB had geen zuivere motieven, maar rapporteerde vaak wel accuraat.”
Overbeek publiceert volgend jaar in Polen een boek dat in Nederlandse vertaling ”Maxima Culpa. Wat de kerk verbergt over Johannes Paulus II” heet. In dagblad Trouw publiceerde hij al kleine delen van zijn onderzoek. Hij spendeerde jaren aan het doorspitten van duizenden documenten in de archieven van de SB, de Poolse veiligheidsdienst ten tijde van het communisme, die tot 1990 bestond.
Karol Wojtyla wist al vóór 1985 van kindermisbruik in de Rooms-Katholieke Kerk, stelt Overbeek. In dat jaar kwam de Amerikaanse dominicaan Thomas P. Doyle met zijn rapport over pedofiele priesters. Volgens Overbeek is dat „heel relevant” in het licht van Wojtyla’s latere handelen, zijn níét handelen, zijn wegkijken. Dat Wojtyla in opspraak gekomen leden van de clerus nieuwe functies in andere gebieden gaf, komt daardoor ook in een ander licht te staan.
Te stellig?
Toch is er kritiek op de manier waarop Overbeek zijn onderzoek nu vormgeeft en als „keihard” presenteert. „We deden tegelijk onderzoek met vragen en probleemstellingen die overeenkomen. Maar onze bevindingen zijn anders, minder absoluut. Zijn conclusies zijn te stellig, te kort door de bocht”, stelt Tomasz Krzyzak, chef binnenland van het Poolse dagblad Rzeczpospolita. Hij publiceerde met een collega in november verhalen over hetzelfde onderwerp. „Overbeek schrijft dat Wojtyla alles vanaf het begin wist en geestelijken de hand boven het hoofd hield. Wij formuleren dat veel minder drastisch.”
Overbeek vindt dat juist de kritiek van Krzyzak te stellig en te kort door de bocht is, zeker zonder kennis te dragen van Overbeeks boek dat op komst is. „Wat ik constateer, is dat Wojtyla als aartsbisschop van Krakau werd geconfronteerd met seksueel misbruik van kinderen, gepleegd door zijn eigen priesters, lang voordat hij tot paus werd gekozen. Ik plaats die individuele gevallen in een brede context. Daarin komt uitgebreid aan bod dat de SB zedendelicten gebruikte als compromitterend materiaal om priesters mee te chanteren en ze te werven als informanten.”
Hamvraag
Hamvraag in het historisch onderzoek van Overbeek en Krzyzak is over welke documenten nu kan worden beschikt en hoe je die moet taxeren. De kerkelijke archieven in Polen zitten op slot. De archieven van de Poolse geheime dienst SB zijn voor 90 procent vernietigd in de laatste jaren voor de omwenteling na 1989. De 10 procent die nog rest, ligt bij het Poolse Instituut voor Nationale Herinnering (IPN) en is beschikbaar voor historici en journalisten.
Hoe je de betrouwbaarheid van die papieren moet taxeren, is onderwerp van discussie. De Duitse rooms-katholieke site Domradio constateert dat Overbeek en de Poolse journalisten „fundamenteel anders” kijken naar het handelen en niet handelen van Wojtyla.
Volgens Overbeek kijkt Krzyzak alleen naar de plichten van de paus in canoniek, kerkelijk recht. „Ik schets een brede morele context. De paus had veel eerder maatregelen kunnen en moeten nemen tegen seksueel misbruik van kinderen in de Rooms-Katholieke Kerk.”
Puzzelstukjes
Bij de NOS zegt Overbeek: „De documenten die rechtstreeks zijn verzameld over Wojtyla zijn vrijwel allemaal vernietigd. Maar hij wordt heel vaak genoemd in andere documenten die wel bewaard zijn gebleven. En als je die allemaal naast elkaar legt, dan zijn het puzzelstukjes die het plaatje vormen hoe hij met kindermisbruik door priesters is omgegaan.”
Krzyzak is sceptisch over de SB-documenten, die bij het Poolse Instituut voor Nationale Herinnering te lezen zijn. „We weten, historici stelden dat allang vast, dat de geheime dienst elke snipper informatie over geestelijken gebruikte om ze te werven als informant. Dat kon van alles zijn: geheime geliefden, misbruik.”
Priester en paus
In de laatste periode van zijn pausschap sprak Johannes Paulus zich steeds openlijker uit tegen kindermisbruik, maar dan vooral in westerse landen. Dat is verklaarbaar, stellen Anton de Wit in het Katholiek Nieuwsblad en Jan Hendriks, bisschop van Haarlem-Amsterdam, in Volzin.
De Poolse paus was op de hoogte van het Tweede Vaticaanse Concilie, dat vanaf 1962 barmhartigheid, genade, liefde en vergeving uitstraalde, kennelijk ook voor priesters die wat op hun kerfstok hadden. „In die tijd hadden we te veel begrip voor priesters die de fout in gingen op het terrein van seksualiteit”, stelt Hendriks.
En ”JPII” kende als geen ander het klappen van de communistische zweep; desinformatie, chantage, politisering van meningen en daden, stellen De Wit en Hendriks. Karol Wojtyla wantrouwde elk rapport van de SB over misstappen van priesters. Hij keek niet weg, hij geloofde het gewoonweg niet.
Overbeek moet daar een „beetje om glimlachen”. „Zo lijkt het alsof aartsbisschop Wojtyla informatie over zijn eigen priesters uit SB-rapporten haalde. Dat was natuurlijk niet het geval. Hij vergaarde zelf informatie over zijn priesters. Dat Wojtyla aantijgingen van misbruik, begaan door priesters, niet geloofde, is een klassiek argument dat verdedigers van de paus gebruiken en dat door mijn onderzoek op losse schroeven komt te staan.”
Twee casussen
Krzyzak deed onderzoek naar twee priesters. Eugeniusz Surgent (1931-2008) was een soort reizend catecheet. Vanaf de jaren zestig waren er geruchten over misbruik van jongetjes en werd hij als een hete aardappel van diocees naar bisdom gestuurd, maar niet ontmaskerd of afgezet. Eén kerkbestuurder stuurt hem weg en schrijft een brief over Surgents misbruik. De brief is onderschept door de SB, maar raakt kwijt. Overbeek reconstrueert op basis van een verslag in een SB-rapport. Dat stelt de priester ongemoeid te laten, „zodat hij door zijn gedrag nog meer schade kan toebrengen aan de clerus”.
Pas in 1973 wordt Surgent gearresteerd, berecht en krijgt hij drie jaar. Hij wordt vervroegd vrijgelaten, is dan informant van de SB en krijgt een tweede kans van de kerk. Hij dient in verschillende parochies, gaat weer in de fout, maar kan toch op bezoek bij Johannes Paulus II, in het Vaticaan.
Onder het gewaad
Een andere priester is Józef Loranc (1932-1992). Hij misgaat zich begin 1970 met jonge meisjes in Jelesnia, in zuidelijk Polen, door „verstoppertje” te spelen. Kinderen moeten hem bevredigen terwijl hij zijn gewaad over hen heen hangt. Krzyzak reconstrueert de gang van zaken: het dorp ontaardt in twee kampen, van hen die wél en hen die niet in misbruik geloven. Moeders en docenten worden gesandwicht: de naburige pastoor dringt aan op zwijgen, politie en SB dwingen mensen tot belastende getuigenissen.
Hier komt het snel tot een strafrechtelijk proces. In maart 1970 is er een aanklacht, in september een vonnis van twee jaar. Maar Krzyzak benadrukt dat Karol Wojtyla juist in deze zaak wel optreedt, al voor de overheid dat doet. Loranc moet zijn taken neerleggen en in een klooster op de kerkelijke uitspraak wachten. „Op dat moment nam Wojtyla alle beslissingen die hij moest nemen. Maar het was niet afdoende”, stelt Krzyzak.