Waar is de gulden middenweg van het asielbeleid?
Er is een gerede kans dat staatssecretaris Van der Burg later deze week, om precies te zijn donderdag, opnieuw stevig botst met een deel van de Tweede Kamer over zijn asielbeleid. Het gaat dan over zijn nieuwe aanpak inzake het vertragen van de gezinshereniging.
Twee weken geleden keurde de voorzieningenrechter de nieuwe werkwijze in één specifieke zaak af. Toch wil Van der Burg van geen wijken weten. Pas als een hogere rechter zijn beleid in een principieel oordeel –dus los van één specifieke zaak– van tafel veegt, gaat hij overstag, zo liet hij eerder weten. Ook donderdag zal dat ongetwijfeld zijn boodschap zijn, tegen de zin van een groot deel van de Tweede Kamer in.
Verstandig, zo’n houding? Dat is maar zeer de vraag. Het asieldebat splitst de politiek en daarmee de rest van Nederland al geruime tijd in twee kampen, waarbij de verhouding tussen beide in hoge mate is gepolariseerd. Migratie is van alle tijden, luidt het ene betoog. Nederland kan daar maar beter even ontspannen mee omgaan als in de Gouden Eeuw én het moet de internationale, volkenrechtelijke verdragen eindelijk eens gaan respecteren. Ho even, luidt het verweer. Er is nog volop ruimte om binnen die verdragen een strenger beleid te voeren, maar de wil daartoe ontbreekt.
Het merkwaardige is dat het de bewindspersonen die over asiel gaan zelden lukt de gulden middenweg te bewandelen. Van het beleid dat zij voorstellen –zoals bijvoorbeeld het vertragen van de gezinsvereniging– is vaak van meet af aan twijfelachtig of het houdbaar is. Én, maatregelen waarvan bekend is dat ze juridisch kunnen, worden geregeld triomfantelijk aangekondigd maar verdwijnen daarna weer in een la.
Neem diezelfde gezinshereniging. In 2012 bevestigde toenmalig asielminister Leers dat er vanuit de EU bezien ruimte is om de gezinsmigratie te beperken tot alleen gehuwden en mensen met een geregistreerd partnerschap én tot kinderen van maximaal 18 jaar. Van zo’n aanscherping kun je vinden wat je wilt, maar juridisch is hij houdbaar. Het regeerakkoord van Rutte III kondigde aan de geldigheidsduur van de asielvergunning terug te brengen van vijf naar drie jaar. „Om te voorkomen dat Nederland in vergelijking met andere lidstaten aantrekkelijker wordt voor asielzoekers”, zo luidde de toelichting.
D66 en ChristenUnie waren akkoord, maar sinds het aantreden van Rutte IV –dat uit dezelfde partijen bestaat als Rutte III– is van de maatregel niets meer vernomen. Waarom laat het kabinet de uitwerking hiervan liggen, terwijl de rechter de eerste de beste goedkope aanscherping die wel wordt ingevoerd meteen afserveert?
Het zou goed als Van der Burg eerst en vooral in kaart brengt welke aanscherpingen nu wel haalbaar zijn en welke niet, waarna de Kamer haar keus bepaalt. Dat geeft het asielbeleid de hoognodige consistentie. En dat zorgt hopelijk ook voor een meer subtiele toon in het debat, die recht doet aan een dergelijk gevoelig onderwerp.